Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het vonnis in het incident van 6 april 2016 met de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord met producties GP1-13,
- de conclusie van repliek tevens overlegging producties EP23-34,
- de conclusie van dupliek met producties GP14-22,
- de akte overlegging reactieve producties EP35-40 (Archos),
- een nagezonden email van 22 december 2016 aangaande proceskosten in de verschillende procedures (Archos),
- een nagezonden email van 23 december 2016 aangaande proceskosten in de verschillende procedures (Philips).
2.De feiten
IPR Policy. Artikel 6.1 daarvan luidt als volgt:
claim charts(dit betrof andere octrooien dan in r.o. 2.2 genoemd). Daarnaast is het licentievoorstel van Philips toegelicht.
claim charts(deze keer ook van de in r.o. 2.2 genoemde octrooien) en een concept-licentieovereenkomst waarin zij haar eerdere licentievoorstel bevestigde. De voorgestelde royalty bedroeg $ 0,75 per product met UMTS- en/of LTE-functionaliteit. Over de reeds verkochte producten diende een royalty van $ 1,- per product te worden afgerekend, welk bedrag ook van toepassing zou zijn in het geval van wanprestatie door Archos.
3.Het geschil
€ 0,007voor ieder door Archos verkocht apparaat waarin de UMTS-standaard is verwerkt en een royaltybedrag van
€ 0,020voor ieder door Archos verkocht apparaat waarin de UMTS- en LTE-standaarden zijn verwerkt, een eerlijk, redelijk en niet-discriminerend royaltybedrag is;
0,071%van haar netto-omzet voor producten waarin de UMTS- en/of LTE-standaarden zijn toegepast, voor een licentie voor octrooien van Philips die essentieel zijn voor de UMTS- en LTE-standaarden, zoals genoemd in de hoofdtekst van de dagvaarding, hoger is dan een eerlijk, redelijk en niet-discriminerend royaltytarief;
4.De beoordeling
Bevoegdheid
“Archos kon op basis van ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in de FRAND Procedure publiekelijk toegankelijke informatie, aantonen dat het aanbod van Philips discriminator[sic]
was (§ 6.26-6.36 dagvaarding FRAND Procedure)”), is voor het aannemen van een verzwaarde stelplicht ook geen aanleiding. De thans te behandelen vraag is of Archos voldoende onderbouwd heeft gesteld dat het aanbod van Philips niet FRAND is. De rechtbank beantwoord die vraag ontkennend, waartoe als volgt wordt overwogen.
“flexibel kader waardoor partijen rekening kunnen houden met de variabelen die op de specifieke situatie van toepassing zijn”(dagvaarding nr. 5.16). Anders gezegd, dat het eerste aanbod van Philips voor specifiek Archos onredelijk zou uitpakken, bijvoorbeeld omdat zij zich enkel in het low-budget segment van de markt zou begeven, haar marges klein zijn en zo voort, betekent nog niet dat dat, op 28 juli 2015 herhaalde, aanbod van Philips niet FRAND zou zijn.
cleaned,and harmonized” en “
far more accurate than the raw ETSI database” is. Tegenover die gemotiveerde betwisting heeft Archos onvoldoende onderbouwd gesteld waarom het door haar geclaimde numerieke aandeel van 2.5% voor Philips juist zou zijn, althans dat Oxfirst van de juiste numerieke aantallen SEP octrooien voor UMTS is uitgegaan. Bij het enkel kritiek leveren op de rapportage van [B] , zoals Archos doet in 7.24-7.29 van haar conclusie van repliek, verliest zij uit het oog dat op haar de stelplicht en bewijslast rust van de door haar genoemde getallen (zie r.o. 4.2).
forward citations”) en het aantal onafhankelijke octrooiconclusies. Het is door Oxfirst of Archos onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom dit werkelijk relevante factoren zijn voor de technische waarde van een SEP. Dit klemt te meer omdat Oxfirst door haar weging van de (technische) kwaliteit van de SEPs van Philips tot een aanzienlijke korting op het numerieke aandeel komt (van 2.5% numeriek naar 0.7% [15] gewogen aandeel). Zonder nadere onderbouwing is de uitkomst van deze door Oxfirst uitgevoerde weging te minder aannemelijk gelet op de analyse die een andere licentienemer tijdens diens onderhandelingen met Philips heeft uitgevoerd. Deze licentienemer, net als Archos producent van consumenten eindproducten, identificeerde een aandeel voor Philips van 9.78% (afgerond 9.8%) in het aantal werkelijk relevante UMTS SEPs. De uitvoering van deze analyse en de uitkomst ervan worden bevestigd door deskundige prof. [C] (GP8, p. 17 e.v.). De rechtbank kan de kritiek van Archos op de deskundigheid van [C] daar laten omdat voor deze feitelijke constatering geen werkelijke deskundigheid vereist is.
mobielis en dus niet gekocht wordt om slechts via WiFi, alsnog plaatsgebonden derhalve, te internetten. Wellicht dat een enkele lezer van dit vonnis al eens heeft meegemaakt hoe onhandig het is als slechts van WiFi gebruik kan worden gemaakt, bijvoorbeeld in het buitenland vanwege hoge roamingtarieven. Dat een eindgebruiker die in het buitenland van de internetfunctionaliteit van zijn telefoon gebruik wil maken deze handicap mogelijk voor lief neemt, betekent geenszins dat hij dit voor het normale gebruik in eigen land zal accepteren. Anders gezegd, een gebruiker zal voor de mogelijkheid tot mobiele dataverbinding aanzienlijk meer willen uitgeven dan de door Oxfirst becijferde € 1,05.
ten eersteuitgegaan van het door haar gestelde, onvoldoende onderbouwde (lage) aandeel van Philips in de UMTS SEP-portfolio van (afgerond) 0.7%. Uitgaande echter van de aanname van Philips dat haar aandeel tussen de 5.1-9.8% bedraagt en voorts de aanname dat alle SEP-houders ongeveer dezelfde royalty vragen, zou de totale royalty voor UMTS neerkomen op een bedrag tussen ($ 0,75 x 100/9.8 =) $ 7,65 en ($ 0,75 x 100/5.1 =) $ 14,71. [17] Omdat Archos uitgaat van 0.7%, dus ongeveer een factor 10 verschil met de – op basis van accuratere octrooigegevens en zonder de bezwaren die kleven aan de door Archos gehanteerde uitgangspunten – uitgevoerde analyse van Philips, is duidelijk waarom haar getalsmatige argumentatie niet voor juist kan worden gehouden. Dit geldt nog steeds indien de kritiek van Archos op het rapport van Dr. [B] doel zou treffen zodat het Philips-aandeel uit zou komen op 3.1% (zo heeft Archos uitgerekend). Ook dan is er immers een groot verschil met het door Archos gestelde 0.7% Philips-aandeel.
ten derdeop heeft gewezen dat als de royalty druk voor alleen de UMTS-technologie al zo hoog zou zijn, de totale druk van alle licenties op alle technologieën verwerkt in de mobiele telefoon, ondraaglijk zouden worden, is dit – tegenover de uitdrukkelijke betwisting door Philips en gelet op al het voorgaande – niet met ervaringsfeiten onderbouwd. Hierbij speelt tevens mee dat niet iedere technologie in de telefoon dezelfde waarde zal vertegenwoordigen (of uitstraling zal hebben naar andere onderdelen van de telefoon, zoals de dataverbinding dat wel heeft), hetgeen ook uit de tabel op pagina 68 van Armstrong et al. valt af te leiden.
losvan de UMTS-standaard vast te stellen. Integendeel, in haar 1e rapport wordt op diverse plaatsen opgemerkt dat de waarde wordt bepaald aan de hand van het Philips aandeel in de UMTS-standaard (onderstrepingen rechtbank):
Ten eersteheeft Philips daar terecht tegenin gebracht dat de door haar gevraagde royalty een vast bedrag is en dus van enige relatie met de verkoopwaarde van het toestel geen sprake is.
Ten tweedeoverweegt de rechtbank dat dit concept minst genomen aan discussie onderhevig is, onder juristen maar ook onder economen.
secundair) FRAND is. Reeds omdat dit aanbod (in r.o. 2.8 is voorgerekend dat dit neerkomt op ongeveer 7 ct per product) meer dan een factor 10 lager ligt dan het aanbod van Philips ($0,75/1,-) en uitgaat van een onjuist (althans onvoldoende onderbouwd) aandeel van Philips in de voor mobiele telefoons relevante UMTS SEPs, moet haar stelling worden verworpen. De rechtbank wijst voorts op de verdere – hiervoor reeds gememoreerde deels terechte – kritiek op het rapport van Oxfirst dat als onderbouwing van het aanbod wordt gepresenteerd.
hogeris dan een FRAND royalty-tarief, zoals Archos daar vraagt. De tarieven van de primair gevraagde verklaring voor recht liggen nog lager en moeten daarom het lot van de secundaire vordering delen. De overige verweren van Philips, waaronder het verweer dat Archos geen belang (meer) zou hebben bij de gevraagde verklaringen voor recht omdat de FRAND-verklaring van Philips door de onwillige houding van Archos en het instellen van deze procedure zou zijn uitgewerkt, behoeven geen bespreking meer.