ECLI:NL:RBDHA:2021:11346
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging belastingrentebeschikking wegens strijd met beginselen van behoorlijk bestuur
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in Duitsland, en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, evenals een belastingrentebeschikking. De inspecteur verklaarde het bezwaar van de eiser tegen de belastingrentebeschikking ongegrond, waarna de eiser beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser de Nederlandse nationaliteit heeft en in 2018 in Duitsland woonde, waar hij inkomsten uit vroegere dienstbetrekking genoot. De rechtbank oordeelde dat de belastingrente die door de inspecteur in rekening was gebracht, niet in overeenstemming was met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank benadrukte dat de eiser tijdig aangifte had gedaan en dat hij erop mocht vertrouwen dat hij aan zijn fiscale verplichtingen voldeed. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en de belastingrentebeschikking, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank droeg de inspecteur op het betaalde griffierecht aan de eiser te vergoeden.