ECLI:NL:RBDHA:2021:11203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.11872
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van lesbische vrouw uit Uganda en de beoordeling van haar geaardheid door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een lesbische vrouw uit Uganda. Eiseres, geboren in 1982, heeft een asielaanvraag ingediend omdat zij stelt dat zij vanwege haar lesbische geaardheid in Uganda problemen ondervindt en gevaar loopt bij terugkeer. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, omdat hij de verklaringen van eiseres niet geloofwaardig achtte. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en aanvullende stukken overgelegd, waaronder verklaringen van organisaties die haar ondersteunen.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de geaardheid van eiseres niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de verklaringen van eiseres over haar gevoelens en relaties, zowel in Uganda als in Nederland. Eiseres heeft verklaard dat zij als kind al gevoelens had voor andere meisjes en dat zij momenteel een relatie heeft met een vrouw in Nederland. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris te weinig aandacht heeft besteed aan deze verklaringen en de context waarin deze zijn gedaan.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de geaardheid van eiseres en de bijbehorende problemen opnieuw integraal beoordeeld moeten worden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en gemotiveerde beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin seksuele geaardheid een rol speelt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11872

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. W.N. van der Voet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

ProcesverloopBij besluit van 14 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft vervolgens aanvullende stukken overgelegd.
Verweerder heeft hierop gereageerd en het bestreden besluit op 9 september 2021 aangevuld (hierna: het aanvullende besluit).
Eiseres heeft een reactie gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2021 via een Skype-verbinding. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was een tolk aanwezig. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres, geboren op [geboortedag] 1982 en afkomstig uit Uganda, zegt dat zij lesbisch is, waardoor zij daar problemen heeft ondervonden en gevaar zal lopen als zij moet terugkeren. Verweerder gelooft eiseres niet. Eiseres stelt dat zij voor haar huis is betrapt door de buurvrouw toen haar vriendin haar zoende. Zij heeft later in de procedure nog verklaringen overgelegd van het Wereldhuis en het Rode Kruis (hierna: de organisaties) met informatie over hun contact met eiseres en over de activiteiten die eiseres verricht.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. In de kern betoogt eiseres dat verweerder te weinig recht heeft gedaan aan haar verklaringen en aan de verklaringen van de organisaties. Op wat eiseres heeft aangevoerd, gaat de rechtbank hierna verder in.
3. Verweerder handhaaft zijn standpunt en betoogt dat eiseres te algemeen heeft verklaard over haar gestelde lesbische geaardheid en wat dat voor haar heeft betekend. De verklaringen van de organisaties zijn onvoldoende om tot een andere conclusie te komen, nu de eigen verklaringen van eiseres het uitgangspunt vormen en de verklaringen van de organisaties het authentieke verhaal van eiseres niet staven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?Geaardheid
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiseres haar lesbische geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank acht hiertoe meerdere aspecten van belang en zal hieronder de belangrijkste punten bespreken.
Verklaringen van eiseres
4.2
Zo heeft eiseres verklaard hoe zij als elfjarig meisje bijzondere gevoelens ontwikkelde voor [A] . Eiseres heeft verklaard dat zij maatjes waren, dat zij vaak aan [A] dacht, dat zij zich aangetrokken voelde tot [A] en dat ze altijd in haar buurt wilde zijn. Eiseres heeft ook verklaard dat zij [A] , in tegenstelling tot andere ‘gewone’ vriendinnetjes, altijd miste als zij niet samen waren. Ook heeft zij verklaard dat zij de borsten van [A] aantrekkelijk vond en het leuk vond om de borsten van [A] aan te raken.
Verweerder heeft weliswaar kunnen betogen dat enige zelfreflectie van eiseres mag worden verwacht over haar gevoelens op jongere leeftijd, maar hierbij blijft wel van belang dat de verklaringen van eiseres over haar gevoelens van toen moeten worden beoordeeld in het licht van het referentiekader dat zij als elfjarig kind had. [1] Gelet hierop kan niet zonder meer worden betoogd dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt wanneer zij voor het eerst merkte dat zij op meisjes viel.
4.3
Verder heeft eiseres verklaard dat zij altijd blij was als ze met [B] was, dat zij altijd bij [B] wilde zijn, dat [B] anders was dan andere meisjes en dat zij opgewonden raakte door [B] . Zij kreeg altijd een raar gevoel en snelle hartkloppingen als zij met [B] was. Ook waren zij intiem met elkaar. Eiseres heeft verklaard dat zij tegelijkertijd ook bang was en zich raar en niet normaal voelde.
De motivering van verweerder dat “
goed denkbaar is dat twee mensen van hetzelfde geslacht intiem met elkaar kunnen zijn en dat dit niet direct wil zeggen dat beide personen de homoseksuele dan wel lesbische geaardheid hebben” acht de rechtbank onvoldoende om het asielrelaas niet te geloven.
Verweerder heeft op grond hiervan niet zonder meer kunnen oordelen dat eiseres met haar verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt dat zij zich seksueel aangetrokken voelde tot vrouwen.
Huidige relatie in Nederland
4.4
De rechtbank overweegt verder dat uit WI [2] 2019/17 volgt dat verweerder onder meer het thema “huidige en voorgaande relaties” in ieder geval dient te betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een vreemdeling die stelt lhbti te zijn.
4.5
Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat eiseres heeft verklaard dat zij momenteel in Nederland een vriendin heeft. Zij heeft ook foto’s overgelegd waarop zij met haar vriendin te zien is. De rechtbank constateert dat deze relatie als het ware per toeval ter sprake is gekomen in het nader gehoor. Uit het verslag van het nader gehoor valt namelijk op te maken dat de hoormedewerkers [3] alleen hebben gevraagd naar de relaties van eiseres in Uganda [4] en in de periode 2012-2016 [5] . Toen de huidige vriendin van eiseres alsnog ter sprake kwam, is volstaan met een aantal feitelijke vragen over de relatie en met de vraag hoe de relatie is ontstaan. Eiseres is verder niet doorgevraagd over haar huidige relatie.
4.6
Nu het aan verweerder is om open vragen te stellen aan eiseres om een beeld te krijgen van haar situatie en het belangrijk is om haar authentieke en individuele verhaal naar boven te krijgen tijdens het gehoor [6] , had verweerder hier uitgebreider op door moeten vragen. Dit klemt te meer nu verweerder in het bestreden besluit aan eiseres heeft tegengeworpen dat de verklaringen over haar huidige relatie summier en algemeen van aard zijn en dat zij mede daarom haar geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de huidige relatie van eiseres onvoldoende betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde lesbische geaardheid van eiseres.
Verklaringen van derden
4.7
De rechtbank overweegt verder dat uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 4 augustus 2021 [7] volgt dat het uitgangspunt dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen verklaringen aannemelijk kan en moet maken, onverlet laat dat bepaalde stukken kunnen dienen als ondersteunend bewijs. Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder verricht namelijk een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarbij hij de verklaringen van een vreemdeling over de verschillende in WI 2019/17 genoemde thema’s uitdrukkelijk in hun onderlinge samenhang én in het licht van de overige verklaringen en het overgelegd bewijsmateriaal beziet. [8]
4.8
Het is daarbij aan verweerder om in het besluit inzichtelijk te maken hoe hij de afgelegde verklaringen en overgelegde stukken in het kader van de verschillende thema’s waardeert en onderling weegt. Overgelegde stukken zijn dus op zichzelf bezien zelden overtuigend bewijs van een gestelde seksuele gerichtheid, maar een vreemdeling kan hiermee wél, onder bepaalde omstandigheden, ondersteunend bewijs leveren van zijn verklaringen over bepaalde thema’s die bij de integrale beoordeling van belang zijn, zoals de activiteiten in Nederland of het hebben van een homoseksuele relatie. Dat is in het bijzonder het geval waar het gaat om informatie van feitelijke aard of verklaringen van objectieve derden over feitelijk gedrag. Uiteraard kunnen die stukken voor verweerder ook aanleiding vormen om een vreemdeling nader te horen over de inhoud - en opsteller - van de stukken, om zo de thema’s waarop de stukken betrekking hebben en de persoonlijke relevantie van de desbetreffende omstandigheden voor de vreemdeling inzichtelijker te maken en de gestelde seksuele gerichtheid als geheel beter en in samenhang te kunnen beoordelen op geloofwaardigheid.
4.9
Zoals verweerder ter zitting heeft benadrukt, bevatten de overgelegde verklaringen van de organisaties informatie van feitelijke aard. Zo is in de verklaringen onder meer vermeld dat eiseres deelnemer is van de LHBT support group van het Wereldhuis (Phoenix) en dat zij via een project van het Rode Kruis op vrijheids- en zomerfestivals openlijk heeft gesproken over haar ervaringen als lesbische vrouw in Uganda. Het verhaal van eiseres is ook online toegankelijk. Nu de informatie in deze verklaringen ook afkomstig is van derden die zelf geen belang hebben bij een (positieve) uitkomst van de asielaanvraag van eiseres, kan niet zonder meer worden geoordeeld dat deze verklaringen geen ondersteunend bewijs kunnen leveren.
4.1
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres met haar eigen verklaringen te samen met de verklaringen van de organisaties haar gestelde lesbische geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank acht hierbij nog van belang dat het Rode Kruis aan eiseres een podium heeft geboden om haar verhaal te vertellen. Dat niet blijkt op basis waarvan de organisaties uitgaan van de lesbische geaardheid van eiseres, maakt niet dat aan de feitelijke verklaringen geen waarde kan worden gehecht.
4.11
Nu het verhaal van eiseres online toegankelijk is en aan een groot publiek is overgebracht, wijst de rechtbank nog op het belang van een eventueel toegedichte lesbische geaardheid. Dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het verhaal van eiseres in Uganda bekend is maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank wijst erop dat verweerder in de aanvullende beschikking zelf spreekt over risico’s als gevolg van het online kenbaar maken van haar verhaal.
Problemen vanwege geaardheid
4.12
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet zonder meer op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres vaag en ongerijmd heeft verklaard over de betrapping door de buurvrouw. Verweerder vindt het opmerkelijk dat eiseres er in een land als Uganda voor koos “
om niet ongezien te gaan zoenen” en dat zij “
met haar vriendin loopt te zoenen”, maar heeft hierbij de geschetste context onvoldoende betrokken. Eiseres heeft verklaard dat haar vriendin had gedronken en dat zij eiseres voor de deur begon aan te raken en te zoenen. Eiseres heeft verklaard snel de deur te hebben geopend om haar naar binnen te duwen. Juist omdat haar vriendin in de club al dronken was, besloot eiseres met haar terug te gaan naar huis, aldus eiseres. Gelet op die context kan niet worden geoordeeld dat sprake is van een bewuste keuze van eiseres om in het openbaar, zichtbaar, te gaan zoenen.
Wat is de conclusie?
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder zijn standpunt dat de door eiseres gestelde lesbische geaardheid en de daaruit voortkomende problemen ongeloofwaardig zijn onvoldoende heeft onderbouwd.
6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. De rechtbank ziet geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten. Het ligt op de weg van verweerder om de gestelde geaardheid van eiseres en de daarmee samenhangende problemen opnieuw (integraal) te beoordelen, waarbij ook de door eiseres overgelegde stukken betrokken dienen te worden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid vanmr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 17 augustus 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:9211.
2.Werkinstructie.
3.Het nader gehoor heeft plaatsgevonden op twee dagen.
4.Zie pagina 15 van het nader gehoor.
5.Zie pagina 26 van het nader gehoor.
6.Zie bijvoorbeeld pagina 4 van WI 2019/17.
7.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2021:1754.
8.Zie ook de uitspraken van de Afdeling van 5 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1630 en 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885.