Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[naam eiseres], eiseres, V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2] hierna samen te noemen eisers (gemachtigde: mr. M.M. Polman),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2021, hebben twee Nigeriaanse eisers, een man en een hoogzwangere vrouw, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De besluiten betroffen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, op de grond dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaken samengevoegd en op 3 februari 2021 een zitting gehouden, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de bestreden besluiten voldoende gemotiveerd zijn en dat de eisers niet hebben aangetoond dat er sprake is van systematische tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure die hun overdracht aan Italië onaanvaardbaar zouden maken. De rechtbank heeft daarbij het interstatelijk vertrouwensbeginsel in acht genomen, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat Italië zijn internationale verplichtingen nakomt. De eisers voerden aan dat de situatie voor asielzoekers in Italië bijzonder slecht is, vooral gezien de zwangerschap van de eiseres. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat hun situatie hen bijzonder kwetsbaar maakt. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag van de eisers niet in behandeling hoeft te worden genomen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van de eisers werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.