Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
nieuwefeiten en/of omstandigheden waarmee het Hof geen rekening heeft gehouden in zijn advies' buiten beschouwing kan blijven.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding over een gratieverzoek van een illegale vreemdeling, aangeduid als '[eiser]'. Deze vreemdeling, die een gevangenisstraf van achttien jaar uitzit voor ernstige misdrijven, had eerder een gratieverzoek ingediend dat door de Minister van Justitie en Veiligheid was afgewezen, ondanks een positief advies van het Hof Arnhem-Leeuwarden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Minister niet onterecht was afgeweken van het advies van het Hof, omdat er bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechter benadrukte dat het verlenen van gratie een bevoegdheid van de Kroon is en dat de inhoud van een gratiebeslissing niet door de rechter kan worden gedicteerd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de motivering van het advies van het Hof niet concludent was en dat de Minister terecht had besloten om het gratieverzoek af te wijzen. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
De zaak is van belang omdat het de grenzen van de gratieverlening en de rol van de rechter in dit proces belicht. De voorzieningenrechter heeft de juridische kaders van de Gratiewet besproken en de voorwaarden waaronder gratie kan worden verleend. De uitspraak benadrukt dat de Minister bij de beoordeling van gratieverzoeken rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, maar dat dit niet altijd leidt tot toewijzing van het verzoek. De uitspraak is ook relevant in het kader van de rechtsbescherming van vreemdelingen die in Nederland een straf ondergaan en de gevolgen van wetgeving die hun mogelijkheden tot vervroegde vrijlating beïnvloedt.