ECLI:NL:RBDHA:2020:7852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
AWB 19/9120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen overdrachtsbesluit aan Italië in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een overdrachtsbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, had bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen overdracht aan Italië, die op 27 september 2019 zou plaatsvinden. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was door verweerder niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd gehouden voor de behandeling van de aanvraag. Eiser had in september 2019 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar dit was afgewezen. Na de overdracht aan Italië had verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard, waarop eiser beroep instelde.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter en de rechtbank Amsterdam betrokken. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing was ten opzichte van Italië. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat er geen aanleiding was om van dit beginsel af te wijken, en dat de rapportages die eiser had overgelegd niet voldoende waren om het standpunt van verweerder te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat eiser geen nieuwe gronden had aangevoerd die tot een ander oordeel konden leiden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/9120
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 14 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 23 september 2019 heeft verweerder kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om eiser op 27 september 2019 om 9:10 uur over te dragen aan Italië.
Eiser heeft tegen de voorgenomen feitelijke overdracht bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 26 september 2019 (AWB 19/7242) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het verzoek afgewezen.
Eiser is op 27 september 2019 overgedragen aan Italië.
Bij besluit van 28 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Nadat eiser daarvoor toestemming had gegeven en verweerder desgevraagd niet had laten weten behandeling van deze zaak op een zitting te wensen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.

Overwegingen

De rechtbank betrekt bij de beoordeling het volgende.
Eiser heeft op 20 maart 2019 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 18 juni 2019 heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen omdat verweerder Italië verantwoordelijk houdt voor de behandeling van de aanvraag. Op 29 april 2019 heeft verweerder de Italiaanse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen. Italië heeft op 12 mei 2019 daarmee ingestemd. Eiser heeft tegen het besluit van 20 maart 2019 beroep ingesteld. Bij uitspraak van 17 juli 2019 (NL19.14061) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, het beroep ongegrond verklaard.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat in de door eiser overgelegde rapportages terecht geen aanleiding is gezien om van overdracht aan Italië af te zien. Ten opzichte van Italië kan altijd nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 september 2019.
Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom nog steeds ten opzichte van Italië van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Verweerders verwijzing naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 september 2019 volstaat niet.
3.1
De rechtbank overweegt dat eiser in beroep heeft verwezen naar zijn bezwaarschrift waarin hij een aantal rapportages [1] heeft aangehaald ter onderbouwing van zijn stelling dat ten opzichte van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In de uitspraak van 26 september 2019 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat deze rapportages al door deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, zijn betrokken in de beoordeling in de uitspraak van 17 juli 2019. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het nogmaals verwijzen naar deze rapportages geen afbreuk kan doen aan het in rechte onaantastbare besluit van 18 juni 2019. De rechtbank onderschrijft dit oordeel van de voorzieningenrechter. Verder heeft eiser in beroep verwezen naar wat hij in bezwaar naar voren heeft gebracht over zijn persoonlijke ervaringen in Italië en naar de in bezwaar aangehaalde rechtbankuitspraken [2] . Uit de uitspraak van 26 september 2019 blijkt dat de voorzieningenrechter ook deze omstandigheden en uitspraken in zijn oordeel heeft betrokken, en heeft geconcludeerd dat het niet zo is dat ten opzichte van Italië niet langer van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Nu eiser in beroep geen andere gronden heeft aangevoerd of andere rechtspraak heeft genoemd, vindt de rechtbank verweerders verwijzing in het bestreden besluit naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 september 2019 een voldoende gemotiveerde weerlegging van eisers standpunt. Eisers enkele stelling dat verweerder zich geen rekenschap heeft gegeven van de stand van zaken op dat moment, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het is aan eiser om de bedoelde stand van zaken concreet te benoemen en zo nodig onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 augustus 2020 door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Voetnoten

1.Het Country Report: Italy van april 2019 van Asylum Information Database, een bericht van Schweizerische Flüchtlingshilfe ‘Aktuelle Situation für Asylsuchende in Italien van 8 mei 2019 en een bericht van Warehousing Asylum Seekers: Salvini’s attempt to dismantle the Italian reception system van 25 april 2019.
2.Uitspraak van 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:8598), uitspraak van 12 juli 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:9043), uitspraak van 27 mei 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:8972) en een uitspraak van 2 mei 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:8691).