ECLI:NL:RBDHA:2019:8691
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder het Dublin-systeem met betrekking tot medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Eritrese vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de situatie in Italië niet veilig is voor haar en haar minderjarige dochter, die medische zorg nodig heeft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiseres op 28 december 2018 is ingediend en dat verweerder op 28 maart 2019 heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiseres heeft tijdens de zitting haar zorgen geuit over de opvang en medische zorg in Italië, en heeft verwezen naar rapporten die structurele tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure beschrijven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zorgen over de situatie in Italië niet zodanig zijn dat deze aan de overdracht van eiseres en haar dochter in de weg staan. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hebben geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overdracht aan Italië een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand van haarzelf en haar dochter met zich meebrengt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.