Overwegingen
1. Eiser is met ingang van 1 januari 2011 in dienst getreden bij de Veiligheidsregio Hollands Midden. Tot 1 september 2018 werkte hij daar in de functie van afdelingshoofd financiën.
De algemeen directeur/regionaal commandant van de Veiligheidsregio heeft bij brief van 13 oktober 2017 advies aan de ondernemingsraad gevraagd over zijn voorgenomen besluit betreffende wijziging van de organisatie. Bij besluit van 23 november 2017 is het Organisatieplan Samen Verder vastgesteld. In dit plan wordt de Regeling werving en selectie Veiligheidsregio Hollands Midden (versie 1.3), die per 1 juni 2015 in werking is getreden, van toepassing verklaard.
Op 4 december 2017 heeft de ondernemingsraad zijn advies uitgebracht.
Vervolgens is, overeenkomstig de opzet van het organisatieplan, een eerste processtap gezet betreffende de werving van de zogenoemde sleutelfuncties. De functie afdelingsmanager financiën is één van de sleutelfuncties.
Op 21 januari 2018 heeft eiser voor de eerste maal gesolliciteerd naar de functie van afdelingsmanager financiën. Hij heeft op 14 maart 2018 een gesprek gevoerd met de selectiecommissie. De selectiecommissie vond dat eiser geschikt te maken was voor de functie. In de toelichting van de selectiecommissie staat: ‘Potentieel analyse op ontwikkelopgave (:adviesrol, out of the box denken): samenwerken & creativiteit’.
Vervolgens heeft bureau [onderzoeksbureau] op 19 maart 2018 een rapportage opgesteld. Het bureau heeft geconcludeerd dat er voldoende overeenstemming is op basis van het profiel en de daaruit volgende congruentiebepaling voor de functie van afdelingsmanager financiën. In dit rapport staat ook: ‘Daarnaast (ten tweede) is de competentie
verbindeneen aandachtspunt. De heer [eiser] kan op basis van zijn tamelijk lage contactuele aanleg en wat sceptischer mensbeeld (in eerste instantie) door anderen als gereserveerd ervaren worden en mogelijk als wat afstandelijk. Hoewel hij op basis van zijn zeer hoge persoonlijke prestige, empathisch vermogen en communicatieve vaardigheden verbinding met anderen kan zoeken, zal hij dit bij voorkeur vanuit inhoudelijke vraagstukken, kwesties of met het oog op te behalen resultaten willen vormgeven. Hij zal dan ook tijd nodig hebben om mensen in zijn omgeving te leren kennen, waardoor hij ze met zakelijkheid tegemoet zal treden en omgekeerd evenredig zal het ook tijd kosten voordat zijn omgeving hem als persoon leert kennen. Door bewuster gebruik te maken van het talent empathie en zijn communicatieve vaardigheden, oftewel zijn nieuwsgierigheid naar de mens achter het gedrag benutten en veel meer een vragende houding aan te nemen, zal hij door zijn omgeving als toegankelijker ervaren worden.’
Bij e-mail van 30 maart 2018 heeft de directeur eiser laten weten dat hij niet in aanmerking komt voor het vervullen van de vacature voor de functie van afdelingsmanager financiën.
Op 3 mei 2018 heeft eiser voor de tweede maal gesolliciteerd naar de functie van afdelingsmanager financiën. Op 15 mei 2018 heeft eiser een gesprek gevoerd met de selectiecommissie. De selectiecommissie heeft een afwijzing geadviseerd. In de toelichting staat dat eiser geen mogelijkheden zag om zijn ontwikkelpunten aan te pakken buiten zichzelf en dat hij het ook niet nodig vond om zich te ontwikkelen.
Bij e-mail van 24 mei 2018 heeft de directeur eiser laten weten dat hij niet in aanmerking komt voor het vervullen van de vacature voor de functie van afdelingsmanager financiën.
Bij brief van 13 juli 2018 heeft verweerder gemotiveerd waarom eiser niet is geselecteerd. Hierin staat het volgende:
‘In de eerste selectieronde is de keuze niet op jou gevallen. In het gesprek maakte je indruk op de commissie over de wijze waarop je de processen gestroomlijnd hebt in de afgelopen jaren zodat er nu sprake is van een efficiënte en betrouwbare financiële administratie. Echter, aan de nieuwe afdeling Financien worden, mede door de veranderende rol van de integraal verantwoordelijke manager, andere eisen gesteld. De manager van de afdeling heeft daarin een voortrekkersrol als het gaat om het neerzetten van de veranderde afdeling en het vormgeven van de adviesrol. Van de vereiste competenties, behorend bij de generieke functie van manager II, waren bij de selectiecommissie twijfels of je de competentie “verbinden”, niveau A, zoals omschreven in het functieprofiel, binnen een jaar eigen kunt maken. Dit betreft zowel het verbinden, in de leidinggevende rol naar de eigen afdeling, als het verbinden waar het gaat om het neerzetten van de adviesrol naar de organisatie.
Daar kwam bij dat de organisatie ter voorbereiding op de selectiegesprekken aan alle sollicitanten heeft gevraagd een zelfreflectie met de commissie te delen, en daarbij aan te geven welke ontwikkelpunten de sollicitanten bij zichzelf zien. Deze vraag werd gesteld om het noodzakelijk lerend vermogen uit af te leiden
Het assessment dat aansluitend is uitgevoerd heeft de twijfels van de commissie niet kunnen wegnemen.
In de tweede ronde heb je de commissie evenmin kunnen overtuigen op de competentie “verbinden”.
Met betrekking tot de ontwikkelpunten bleef de zelfreflectie en je bereidheid om je te ontwikkelen, voor de selectiecommissie summier, ondanks het feit dat het assessment je daarbij behulpzaam had kunnen zijn.
Verder was er in de tweede selectieronde een andere kandidaat die meer heeft overtuigd.’
Advies Commissie voor de bezwaarschriften personele aangelegenheden
2. In het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften personele aangelegenheden van de Veiligheidsregio Hollands Midden (de commissie) van 1 november 2018 staat dat de e-mail van 30 maart 2018 qua inhoud en strekking ondubbelzinnig een schriftelijke beslissing van (namens) een bestuursorgaan betreft. Het niet benoemen van een ambtenaar op een vacature waarop hij heeft gesolliciteerd is een publiekrechtelijke rechtshandeling. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent aan een ambtenaar het recht toe om bij een definitieve afwijzing van een sollicitatie in beroep dus ook het recht om in bezwaar te komen.
Op 24 mei 2018 is eiser wederom medegedeeld dat hij niet voor benoeming zal worden voorgedragen. Dit is door de directeur in zijn e-mail van 24 mei 2018 in nagenoeg gelijke bewoordingen bevestigd. Op het nieuwsbulletin Plein16 werden de namen gepubliceerd van de kandidaten die wel voor benoeming werden voorgedragen. Niet staande kan worden gehouden dat eiser toen niet mocht aannemen dat ten aanzien van hem definitief was besloten dat hij voor de door hem beoogde functie niet in aanmerking kwam. Daarom achtte de commissie het bezwaar van eiser van 4 juli 2018 voor zover gericht tegen de e‑mail van 24 mei 2018 ontvankelijk. Aangezien in dat bezwaar van 4 juli 2018 het geschil in volle omvang aan de orde komt, heeft eiser met betrekking tot zijn bezwaar van 4 mei 2018 geen rechtens te beschermen belang meer.
Voor wat betreft het bezwaar tegen de voorgenomen benoeming van [A] heeft de commissie zich op het standpunt gesteld dat dit bezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De commissie heeft verwezen naar rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
Na de eerste selectieronde bestond twijfel bij de selectiecommissie of eiser de juiste kandidaat was voor de functie van afdelingsmanager financiën. Dat heeft geleid tot een talentenprofiel, opgesteld door het bureau [onderzoeksbureau] . De commissie kon de redenering en daarmee de afwijzing van verweerder volgen waar het betreft de onzekerheid op het element ‘verbinden’. Deze competentie is immers uitdrukkelijk opgenomen in het functieprofiel.
De commissie was van oordeel dat eiser in de tweede selectieronde door de uitkomst van de rapportage van bureau [onderzoeksbureau] een voordeel had op zijn medekandidaten. De commissie heeft geconstateerd dat eiser hier onvoldoende gebruik van heeft gemaakt. De commissie was van mening dat eiser tijdens de tweede selectieronde de selectiecommissie onvoldoende heeft weten te overtuigen dat hij in staat was de aandachtspunten verder te ontwikkelen. Door het gebrek aan zelfreflectie kwam de selectiecommissie tot het oordeel dat eiser niet benoembaar was. Uit de rapportage van bureau [onderzoeksbureau] vloeit niet voort dat de selectiecommissie geen ruimte meer had eiser niet voor te dragen. Voorts biedt het rapport wel voldoende aanknopingspunten voor een proefplaatsing. Maar de commissie kon het billijken dat gelet op de grote opgaven waardoor de Veiligheidsregio staat daarvoor niet is gekozen. Dit te meer nu er een andere kandidaat was waarbij geen aarzeling bestond over de geschiktheid.
De commissie heeft wel geconcludeerd dat de procedure niet volgens het protocol van verweerder is verlopen. Daarnaast was de commissie van mening dat de procedure op een aantal punten onduidelijk was.
Uit het dossier en hetgeen eiser tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht is niet gebleken dat er tijdens de selectieprocedure sprake is geweest van vooringenomenheid van de zijde van verweerder.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de commissie, dat het bezwaar van 4 mei 2018 en het bezwaar van 4 juli 2018 betreffende eiser ontvankelijk zijn, overgenomen. Verweerder kan de commissie niet volgen voor zover in het advies staat dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft ten aanzien van het bezwaar van 4 mei 2018 en heeft het advies op dit punt niet overgenomen.
Het advies om de bezwaren tegen de afwijzing ongegrond te verklaren heeft verweerder overgenomen.
Verweerder heeft opgemerkt met betrekking tot het bezwaar, gericht tegen de benoeming van [A] , dat de commissie met hem van mening is dat dit bezwaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet benoemd is in de functie van afdelingsmanager financiën.
Eiser vindt dat zijn sollicitatie met vooringenomenheid is beoordeeld. De directeur vond, naar aanleiding van een bezoek aan de afdeling financiën op 10 augustus 2017, dat eiser niet geschikt was voor de ontwikkelopgave waarvoor de organisatie op adviserend vlak stond. De in de brief van 13 juli 2018 gegeven redenen voor eisers afwijzing zijn niet eerder met hem besproken. In de brief staat dat het gaat om de competentie ‘verbinden’, terwijl hem in een gesprek van 29 maart 2018 is medegedeeld dat het ging om eisers vaardigheden om de adviesrol van de afdeling op het gewenste niveau te brengen. Dit betekent volgens eiser dat naar redenen is gezocht om de afwijzing te motiveren. De twijfel of eiser de competentie ‘verbinden’ binnen een jaar eigen kon maken is niet onderbouwd en sluit volgens eiser niet aan bij de rapportage van bureau [onderzoeksbureau] . Volgens eiser geven coachingsorganisaties aan dat op basis van een traject van acht tweewekelijkse sessies op het gebied van ‘verbinden’ een ruime voldoende kan worden behaald. Verder heeft verweerder via verschillende personen [A] benaderd om op de functie van afdelingsmanager financiën te solliciteren.
Verder acht eiser zich geschikt voor de functie van afdelingsmanager financiën. Gezien de tevredenheid over en binnen de afdeling financiën kan ervan worden uitgegaan dat eiser goed functioneerde. Eiser heeft ook gewezen op verslagen van functioneringsgesprekken, waarvan er een ontbrak in zijn personeelsdossier.
Daarnaast is er naar eisers mening sprake van rechtsongelijkheid. Degene die heeft gesolliciteerd naar de functie van afdelingsmanager facilitaire zaken is na een eerste gesprek ongeschikt geacht door de selectiecommissie. Omdat hij de enige kandidaat was, is hij na een tweede gesprek toch geselecteerd, aldus eiser. Eiser heeft in dit verband de rechtbank verzocht om W.J. Verkuil, voormalig voorzitter van de ondernemingsraad, en F.J.K. Tiao, lid van de selectiecommissie voor de functie van afdelingsmanager facilitaire zaken, als getuigen op te roepen en te verklaren over de betreffende selectieprocedure. Bij het eerste selectieproces voor de functie van afdelingsmanager financiën was er ook slechts één kandidaat, namelijk eiser. Bovendien werd eiser op basis van de rapportage van bureau [onderzoeksbureau] voldoende geschikt geacht om geselecteerd te worden voor de functie. Eiser vindt daarom dat hij ook had moeten worden geselecteerd.
Verder vindt eiser dat de rapportage van bureau [onderzoeksbureau] op grond van de NVP-sollicitatiecode niet had mogen worden bewaard, omdat hij daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Ook heeft eiser aangevoerd dat in strijd met de NVP-sollicitatiecode navraag over hem is gedaan bij de directeur en [B] , afdelingshoofd personeel Veiligheidsregio Hollands Midden, terwijl hem daarvoor geen toestemming was gevraagd.
5. Op grond van artikel 2:4, eerste lid, van de Awb vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid.
Op grond van artikel 2:4, tweede lid, van de Awb waakt het bestuursorgaan ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
Op grond van artikel 8:60, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter getuigen oproepen.
Op grond van artikel 11 van de Regeling Werving en Selectie Veiligheidsregio Hollands Midden zijn de selectiecriteria:
- Opleiding
- Ervaring
- Competenties en ontwikkelbaarheid in de functie
- Persoonlijkheid
- Passendheid binnen afdeling of team
De uitkomst van een eventueel assessment/referentenonderzoek maakt onderdeel uit van het advies.
Op grond van artikel 22 van de Regeling Werving en Selectie Veiligheidsregio Hollands Midden gelden bij deze regeling de bepalingen van de NVP-sollicitatiecode.
In artikel 4.1 van de NVP-sollicitatiecode staat:
(…)’Indien een referentie wordt opgevraagd bij derden of indien nader onderzoek noodzakelijk is, wordt daartoe aan de sollicitant vooraf om toestemming gevraagd, tenzij deze toestemming op grond van de wet of nadere regelgeving niet vereist is.
In artikel 5.3 van de NVP-sollicitatiecode staat:
‘Voor zover van toepassing worden gegevens afkomstig van een sollicitant binnen vier weken na de afwijzing teruggezonden of vernietigd, tenzij anders overeengekomen. Indien anders is overeengekomen, dient de sollicitant na een jaar te worden benaderd voor het actualiseren van die gegevens en het verlengen van die toestemming. Externe bemiddelingsbureaus kunnen de sollicitant toestemming vragen de sollicitatiegegevens gedurende een nader te bepalen periode van maximaal vijf jaar te bewaren. (…)’
Het oordeel van de rechtbank
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar tegen de benoeming van [A] terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP8000. Ook heeft verweerder terecht procesbelang aangenomen bij de beoordeling van het bezwaar van 4 mei 2018, dat betrekking had op de eerste sollicitatie. 7. Niet gesteld is dat de besluitvorming is beïnvloed door personen die daarbij een persoonlijk belang hadden. Niet is gebleken dat, zoals eiser meent, de reden voor de afwijzing is dat de directeur naar aanleiding van een bezoek aan de afdeling financiën op 10 augustus 2017 vond dat eiser niet geschikt was voor de ontwikkelopgave waarvoor de organisatie op adviserend vlak stond. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 4 april 2019 met klem bestreden dat dat de reden was. Dit staat ook niet als zodanig in de door eiser gemaakte gespreksnotitie van het door eiser met de directeur gevoerde gesprek op 9 april 2018, daargelaten de betekenis die aan deze notitie kan worden toegekend. In deze notitie staat slechts dat de directeur bij zijn bezoek op 10 augustus 2017 aan de afdeling financiën niet heeft gezien dat deze afdeling zich op het vlak van financieel advies zou kunnen ontwikkelen in de opgave zoals deze is gesteld in het herziene organisatieplan. Overigens zou het, als eiser gelijk zou hebben, niet gaan om een persoonlijk belang, maar om een belang van de organisatie. Van schending van artikel 2:4, tweede lid, van de Awb is dan ook niet gebleken.
Ook voor het oordeel dat artikel 2:4, eerste lid, van de Awb is geschonden, ziet de rechtbank geen aanleiding. Bij de selectiegesprekken is beide keren iemand van de ondernemingsraad aanwezig geweest. Voor zover er verder binnen verweerders organisatie weerstand bestond tegen een benoeming van eiser, kan dat toch niet gezegd worden van het bureau [onderzoeksbureau] .
Uit de eindconclusie van de selectiecommissie van het gesprek van 14 maart 2018 blijkt dat er twijfels waren over de adviesrol. In de rapportage van bureau [onderzoeksbureau] is ‘verbinden’ een aandachtspunt genoemd. Voorstelbaar is dat in een gesprek de nadruk is gelegd op het ene onderdeel, terwijl in de brief van 13 juli 2018 de nadruk is gelegd op het andere onderdeel. Ook als verschillende motiveringen zijn gegeven voor de afwijzing van de sollicitatie van eiser, hoeft dit dan ook niet te betekenen dat verweerder eiser in de selectieprocedures niet met open vizier is tegemoet getreden.
Verweerder heeft de stelling bestreden dat [A] is gevraagd om te solliciteren. Volgens verweerder heeft zij zelf haar interesse kenbaar gemaakt voor de functie van afdelingsmanager financiën en op eigen initiatief gesolliciteerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zijn stelling dat zij is benaderd niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank hecht daarvoor onvoldoende waarde aan de door eiser overgelegde gespreksnotities. De door eiser overgelegde gespreksnotities zijn door hem zelf opgesteld, in drie gespreksnotities is de naam van de gesprekspartner van eiser zwart gemaakt en van een gesprek is de precieze datum onbekend.
8. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB is de beslissing van een bestuursorgaan in een sollicitatieprocedure het resultaat van een beoordeling van de capaciteiten van de betrokkene tegen de achtergrond van de functie-eisen. Daarbij heeft het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid. Daarom is de toetsing door de rechter terughoudend. Zij is in beginsel beperkt tot de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 15 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3610. Verder heeft het bestuursorgaan volgens vaste rechtspraak bij de beoordeling van een kandidaat in het kader van een plaatsingsprocedure en de vergelijking van diens kwaliteiten met die van andere kandidaten tegen de achtergrond van de eisen die de functie stelt, een grote mate van beoordelingsvrijheid. Daarom is de toetsing terughoudend en beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. Zie de uitspraak van de CRvB van 28 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3484. 9. In het competentieprofiel van de functie ‘manager II’ staat onder het kopje ‘leidinggeven’ verbinden op niveau A. Daarbij staat:
- Stimuleert medewerkers in hun professionele en persoonlijke ontwikkeling.
- Draagt de visie en missie van de organisatie uit en stimuleert anderen dit ook te doen.
- Stelt kaders waarbinnen leidinggevenden afspraken kunnen maken met medewerkers.
- Stuurt teams en/of afdelingen aan op basis van resultaten en gevoel voor de balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid.
- Heeft oog voor en anticipeert op relevante ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie en vertaalt deze in beleid.
Ten aanzien van de eerste sollicitatie
10. Gelet op de waarde die bij de functie afdelingsmanager financiën wordt gehecht aan de competentie ‘verbinden’ heeft verweerder groot gewicht mogen toekennen aan hetgeen hierover door bureau [onderzoeksbureau] is opgemerkt. Dat in deze rapportage is verwezen naar eisers mensbeeld, betekent niet dat eisers competenties niet zijn beoordeeld. Uit de rapportage van bureau [onderzoeksbureau] blijkt dat dit bureau eisers mensbeeld van belang heeft geacht in het kader van de competentie ‘verbinden’. Bovendien kan ook de persoonlijkheid van een kandidaat, gelet op artikel 11 van de Regeling Werving en Selectie Veiligheidsregio Hollands Midden, van belang worden geacht. Het whitepaper ‘Persoonlijkheidsanalyses op het werk’ van J. Derksen, hoogleraar klinische psychologie en psychopatie, en J. Knaap, arbeidsrechtadvocaat, heeft geen betrekking op de selectieprocedure van eiser. Hieruit kan dan ook niet worden afgeleid dat verweerder niet naar eisers competenties heeft gekeken.
Eisers stelling dat hij op het gebied van ‘verbinden’ op basis van een traject van acht tweewekelijkse sessies een ruime voldoende kan behalen, heeft hij onvoldoende onderbouwd. In de e-mail van T. Schilperoort van 14 mei 2019 wordt slechts voor de werkwijze van de HSK Groep verwezen naar een folder. P. Broumels van Coachcenter B.V. heeft in zijn e-mail van 15 april 2019 aangegeven dat de haalbaarheid van de gestelde doelen afhangt van het vlak waarop de doelen zich bevinden.
Bovendien heeft verweerder bij zijn afwijzing mogen betrekken dat de selectiecommissie al twijfels had over de geschiktheid van eiser betreffende de adviesrol.
Verweerder heeft overtuigend toegelicht dat het gegeven dat de functie van afdelingshoofd financiën en de functie van afdelingsmanager financiën gelinkt worden aan dezelfde HR21-normfunctie niet betekent dat het om min of meer dezelfde functies gaat. HR-normfuncties zijn generieke profielen die zijn opgesteld ten behoeve van de inschaling. Ook heeft verweerder overtuigend toegelicht dat de reorganisatie was ingegeven door een aantal factoren, waaronder het besef dat er meer verbinding moest worden aangebracht binnen de organisatie en dat dit ook gold voor de afdeling financiën. Op de gebieden ‘verbinden’ en ‘samenwerken’ wordt meer verwacht van de afdelingsmanager financiën dan in het verleden van het afdelingshoofd financiën werd verwacht. Verweerder heeft daarom geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen aan eisers prestaties als afdelingshoofd financiën. Wat eiser heeft aangevoerd over de tevredenheid over en binnen de afdeling financiën leidt daarom niet tot het beoogde doel. Dat geldt ook voor de verslagen van zijn functioneringsgesprekken en het feit dat eiser al sinds 1 januari 2011 bij de Veiligheidsregio Hollands Midden werkt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers eerste sollicitatie in redelijkheid kunnen afwijzen.
11. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Zelfs als de sollicitatie van de betreffende kandidaat naar de functie van afdelingsmanager facilitaire zaken niet is verlopen conform de daarvoor geldende regels, betekent dat niet dat eisers sollicitatie op dezelfde manier had moeten worden behandeld. Volgens vaste rechtspraak strekt het gelijkheidsbeginsel immers niet zover dat een bestuursorgaan gehouden is gemaakte fouten te herhalen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 1 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:367. Aangezien de verklaringen van de voormalig voorzitter van de ondernemingsraad en F.J.K. Tiao betrekking zouden hebben op de selectieprocedure van de betreffende kandidaat voor die andere functie, kunnen deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank daarom redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van het beroep. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om de voormalig voorzitter van de ondernemingsraad en F.J.K. Tiao als getuigen op te roepen daarom af.
12. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in het kader van zijn sollicitatie navraag is gedaan bij de directeur en [B] . Eiser heeft daartoe een door hem opgesteld verslag overgelegd van een gesprek met de [C] , voorzitter van de selectiecommissie, van 20 april 2018, maar verweerder heeft aangegeven dat [C] de inhoud daarvan bestrijdt. Verweerder heeft ontkend dat er in het kader van de selectieprocedure navraag is gedaan over eiser. Van strijd met de NVP-sollicitatiecode is in zoverre dan ook niet gebleken.
Het betoog dat de rapportage van bureau [onderzoeksbureau] had moeten worden vernietigd, kan niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. Het bewaren van deze rapportage betekent immers niet dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
Ten aanzien van de tweede sollicitatie
13. In zijn aanvullend bezwaarschrift van 27 juli 2018 heeft eiser aangegeven dat hij alleszins bereid is om aan aandachtspunten te werken of zich verder te ontwikkelen. In de verschillende evaluatieformulieren van twee van de leden van de selectiecommissie is echter te lezen dat eiser geen goed zicht heeft op hoe hij met zijn ontwikkelpunten moet omgaan. Naar het oordeel van de rechtbank ook eisers tweede sollicitatie, gelet hierop, in redelijkheid kunnen afwijzen.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.