7.2.Aangezien bij bestreden besluit II de terugvordering op een lager bedrag is vastgesteld, heeft verweerder bij bestreden besluit III het bezwaar tegen primair besluit II gegrond verklaard. Het teruggevorderde bedrag aan betaalde belasting en premies is in bestreden besluit III, in aansluiting op bestreden besluit II, gewijzigd vastgesteld.
8. Eiser kan zich niet verenigen met bestreden besluit III. Eiser verwijst naar de gronden die hij heeft aangevoerd in de zaak met zaaknummer SGR 19/1344. In de kern komt het betoog van eiser erop neer dat ten onrechte een bedrag wordt teruggevorderd.
9. Zoals in rechtsoverweging 5.6. is overwogen wordt het beroep van eiser in de zaak met zaaknummer SGR 19/1344 gegrond verklaard. Bestreden besluit II zal worden vernietigd en primair besluit I zal worden herroepen. Dit betekent dat de herziening en terugvordering niet langer vaststaan en er geen sprake kan zijn van een brutering van bedragen. De rechtbank zal dan ook bestreden besluit III vernietigen en primair besluit II herroepen.
10. Het beroep van eiser in de zaak met zaaknummer SGR 19/1344 is niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen bestreden besluit I en gegrond voor zover gericht tegen bestreden besluit II.
11. Het beroep van eiser in de zaak met zaaknummer SGR 19/3288 is gegrond.
12. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht in beider zaken vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in beider zaken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (2 punten voor het indienen van een beroepschrift in twee zaken, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Beoordeling van de rechtbank van het beroep voor zover ingesteld door eiseres
14. De rechtbank stelt vast dat primaire besluiten I en II behalve aan eiser tevens aan eiseres zijn gericht. Naast eiser heeft ook eiseres tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat de besluiten ten onrechte aan eiseres zijn gericht, omdat eiseres niet is aangemerkt als medeschuldenaar, en dat gelet daarop de bezwaren van eiseres gegrond verklaard hadden dienen te worden. Verweerder heeft echter nog niet beslist op de bezwaren van eiseres. Gelet hierop is sprake van premature beroepen voor zover ingesteld door eiseres. Uit praktische overwegingen ziet de rechtbank aanleiding om thans op de beroepen te beslissen en verweerder niet alsnog in de gelegenheid te stellen om op de bezwaren te beslissen, omdat dit nergens toe zal leiden.
15. Zoals in bestreden besluit II staat vermeld, is bestreden besluit I ingetrokken. Niet gebleken is dat eiseres nog een (proces)belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen bestreden besluit I. De rechtbank zal daarom het beroep voor zover gericht tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren.
16. Het beroep heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op bestreden besluit II, nu verweerder daarmee niet volledig aan de bezwaren van eiseres tegemoet is gekomen.
17. De rechtbank is van oordeel dat primaire besluiten I en II geen rechtsgevolg hebben voor eiseres en dat er ten aanzien van eiseres derhalve geen sprake is van besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder had daarom in de bestreden besluiten II en III de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar levert niet alsnog een procesbelang op, omdat verweerder de proceskosten van eiser in bezwaar reeds heeft vergoed. Nu eisers door dezelfde gemachtigde zijn bijgestaan, die namens beiden bezwaarschriften heeft ingediend en op één hoorzitting is verschenen, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank voor eiseres geen afzonderlijk recht op vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
18. Het beroep voor zover ingediend door eiseres in de zaak met zaaknummer SGR 19/1344 is niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen bestreden besluit I en gegrond voor zover gericht tegen bestreden besluit II.
19. Het beroep voor zover ingediend door eiseres in de zaak met zaaknummer SGR 19/3288 is gegrond.
20. Nu ten aanzien van eiser reeds is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht in beider zaken vergoedt en eiseres niet afzonderlijk griffierecht heeft betaald, blijft een vergoeding van griffierecht ten aanzien van eiseres achterwege.
21. Verweerder is in beider zaken veroordeeld in de proceskosten van eiser in beroep. Omdat eisers door dezelfde gemachtigde zijn bijgestaan, die namens beiden beroepschriften heeft ingediend en op één zitting is verschenen, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank voor eiseres geen afzonderlijk recht op vergoeding van de proceskosten in beroep.