ECLI:NL:CRVB:2018:2758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening bijstandsnorm alleenstaande ouder en verblijf zoon in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die bijstand ontving als alleenstaande ouder, had in hoger beroep de herziening van zijn bijstandsnorm aangevochten. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals had de bijstand van de appellant herzien omdat zijn minderjarige zoon van 26 januari 2012 tot 31 juli 2012 in Bosnië-Herzegovina verbleef en niet bij hem woonde. De Raad heeft vastgesteld dat de zoon van appellant inderdaad in die periode bij zijn moeder in het buitenland verbleef, en dat appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zijn zoon bij hem woonde. De Raad oordeelde dat het college terecht de bijstand had herzien naar de norm voor een alleenstaande, in plaats van de norm voor een alleenstaande ouder. De uitspraak van de rechtbank Limburg werd bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. De Raad benadrukte dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening was voldaan, in beginsel op het bijstandsverlenend orgaan rust, maar dat appellant in dit geval niet in zijn bewijsvoering was geslaagd.