ECLI:NL:CRVB:2017:4340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
Op 19 december 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 24 juni 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Utrecht had na een onderzoek geconcludeerd dat appellante en appellant, met wie zij een gezamenlijke huishouding voerde, niet aan de inlichtingenverplichting hadden voldaan. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen.
De rechtbank had het beroep van appellanten tegen het besluit van de gemeente ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden appellanten aan dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom de gezamenlijke huishouding uitsluitend op basis van het hoofdverblijf in dezelfde woning kon worden vastgesteld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat de intrekking van de bijstand niet beperkt was tot een bepaalde periode en dat de beoordeling van de gezamenlijke huishouding op objectieve criteria diende te gebeuren.
De Raad bevestigde de bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat de gemeente voldoende bewijs had geleverd dat appellant in de relevante periode zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad concludeerde dat de beroepsgronden van appellanten niet slaagden en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.