Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
- er zijn concrete aanwijzingen dat de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke EU-lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt; of
- bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke EU-lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.
- rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 6 november 2019, NL19.23741, NL19.23742 NL19.23746, NL19.23774, NL19.23775 en NL19.23776;
- rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg van 15 november 2019, NL19.24297;
- rechtbank Den Haag, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 29 november 2019, NL19.28349 en NL19.28351;
- rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 2 december 2019, NL19.27208;
Medische voorzieningen
Ten aanzien van eisers beroep op het arrest C.K.
op dit momentniet voordoet. Hoe de situatie zal zijn wanneer het feitelijke beletsel wordt opgeheven, kan op dit moment niemand voorspellen, waardoor dit risico nu ook niet kan worden ingeschat en getoetst. Als de overdrachten weer worden opgestart zijn er echter met de eerder genoemde procedure van artikel 32 van de Dublinverordening en de aan de overdracht voorafgaande fit-to-fly check volgens verweerder voldoende waarborgen voor eisers gezondheidstoestand tijdens de overdracht geboden. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de overdracht van eiser aan Italië op dit moment een reëel en bewezen risico zal inhouden op een onomkeerbare achteruitgang van eisers gezondheidstoestand, is verweerder van mening dat hij ook niet gehouden is om nader onderzoek te laten doen naar de gezondheidstoestand van eiser.
deze rechterlijke proceduremoet worden beoordeeld of de overdracht van eiser op zichzelf een reëel en bewezen risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van diens gezondheidstoestand zal inhouden, omdat in deze procedure wordt geoordeeld over de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet hierop ten onrechte heeft volstaan met de motivering dat thans alle overdrachten naar Italië feitelijk zijn opgeschort vanwege de situatie omtrent het coronavirus waardoor het door eiser gestelde risico zich op dit moment niet kan voordoen en dat voor het geval er op een later moment weer overgedragen kan gaan worden er met betrekking tot de medische omstandigheden van eiser ten aanzien van de overdracht voldoende waarborgen zijn geboden met de procedure van artikel 32 van de Dublinverordening en de fit-to-fly check. Dit laatste impliceert dat de toetsing op een later moment plaatsvindt, maar de rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat eiser het besluit om hem ondanks zijn gezondheidstoestand aan Italië over te dragen en de vraag of eventuele door verweerder te nemen voorzorgsmaatregelen volstaan, moet kunnen laten toetsen in deze procedure over het overdrachtsbesluit en niet pas in een procedure tegen de feitelijke overdracht. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:560.
“Tijdens het gehoor is gebruik gemaakt van een niet registertolk. De reden hiervoor is dat er geen registertolk tijdig beschikbaar is voor de IND.”Nu uit eerdergenoemde jurisprudentie van de Afdeling volgt dat in een dergelijk geval kan worden volstaan met het schriftelijk vastleggen van een mededeling van die strekking, was verweerder niet gehouden om een nadere onderbouwing te geven of een niet-leveringsverklaring van het tolk- en taalcentrum over te leggen. Anders dan eiser, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van verweerders aangevoerde reden te twijfelen. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 28 van de Wbtv. Eiser is gehoord met behulp van een tolk in zijn eigen taal (Tigrinja). Uit het verslag van het aanmeldgehoor Dublin kan voorts niet worden afgeleid dat eiser de tolk op – in het kader van de Dublinprocedure relevante onderwerpen – niet goed heeft begrepen. Anders dan eiser, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat eiser in zijn belangen is geschaad. Het betoog van eiser faalt derhalve.