Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2020 in de zaak tussen
[eiseres] te [woonplaats] , eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1.1 Eiseres ontving samen met haar echtgenoot van verweerder bijstand ingevolge de Participatiewet (Pw). Op 27 september 2018 heeft verweerder van de zoon van eiseres vernomen dat zijn ouders in Turkije verblijven. De echtgenoot van eiseres is tijdens dat verblijf op 12 september 2018 in het ziekenhuis opgenomen en op 21 oktober 2018 overleden. Het verblijf in het buitenland is voor verweerder aanleiding geweest om aanvankelijk het recht op bijstand met ingang van 1 augustus 2018 in te trekken en de over de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 oktober 2018 uitbetaalde bijstand terug te vorderen. Verweerder heeft dat besluit nadien gewijzigd en daarbij het recht op bijstand met ingang van 23 augustus 2018 ingetrokken en van eiseres de over de periode van 23 augustus 2018 tot en met 31 oktober 2018 betaalde bijstand ter grootte van € 3.264,44 teruggevorderd. Dit besluit heeft verweerder na heroverweging gehandhaafd.
2. Het bestreden besluit berust op verweerders standpunt dat eiseres in de bewuste periode langer dan de maximaal toegestane duur van vier weken in het buitenland heeft verbleven en dat zij haar buitenlands verblijf niet aan verweerder heeft gemeld. De zoon van eiseres heeft verweerder van het buitenlands verblijf op 27 september 2018 op de hoogte gebracht. Eiseres had door het verblijf in het buitenland in de periode van 23 augustus 2018 tot en met 31 oktober 2018 geen aanspraak op bijstand. Voorts was geen sprake van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw die tot het verlenen van bijstand zouden moeten leiden. De ten onrechte al uitbetaalde bijstand heeft verweerder van eiseres teruggevorderd, voor de periode tot 1 oktober 2018 op de grond dat sprake is van schending van de inlichtingenplicht en vanaf 1 oktober 2018 op grond van artikel 58, tweede lid, onder a, van de Pw.
3. Eiseres voert in beroep aan dat zij van plan was niet langer dan de toegestane vier weken in het buitenland te verblijven. Zij kon echter vanwege de achteruitgang van de gezondheid van haar echtgenoot en zijn overlijden niet eerder terugkeren naar Nederland. Zij is van mening dat het onjuist is om het voor haar risico te laten dat zij niet tijdig naar Nederland kon terugkeren. [1] Zij stelt verder dat zij in de bewuste periode vanwege dringende redenen (in de zin van een acute noodsituatie) ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Pw aanspraak had op bijstand. [2] Eiseres is van mening dat verweerder ten onrechte van haar de gehele bijstand over de bewuste periode heeft teruggevorderd. De terugvordering is volgens haar in strijd met het eigendomsrecht dat wordt beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol (EP) van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ten slotte had verweerder vanwege de schuldenproblematiek van eiseres geheel of gedeeltelijk van terugvordering af moeten zien. Het bestreden besluit berust volgens eiseres niet op een deugdelijke motivering, nu verweerder niet duidelijk heeft aangegeven waarom er in haar geval geen sprake zou zijn van een acute noodsituatie.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling van het beroep.
sprake was van dringende redenen, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw. Daarmee heeft verweerder een voldoende motivering gegeven. Deze grief treft daarom geen doel.
1. is de inbreuk op de bestaande aanspraak bij wet voorzien?
2. heeft de eigendomsontneming een legitieme doelstelling in het algemeen belang?
3. is een behoorlijk evenwicht behouden tussen de eisen van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu, een en ander onder erkenning van een ruime beoordelingsmarge die de Nederlandse Staat heeft bij de hantering van deze criteria? Aan het proportionaliteitsvereiste wordt niet voldaan als het individu door de inbreuk een onevenredig zware last moet dragen.