ECLI:NL:RBDHA:2020:4166
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens geen waterverbruik en niet aantoonbare bewoning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een bijstandsontvanger, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet, maar deze werd door verweerder ingetrokken en er werd een terugvordering ingesteld van te veel betaalde uitkering over een periode van bijna twee jaar. De intrekking was gebaseerd op het feit dat er gedurende deze periode geen waterverbruik was geregistreerd op het adres van eiser, wat leidde tot de conclusie dat hij daar niet woonde. Eiser betwistte de intrekking en terugvordering, en voerde aan dat hij medische en psychische ondersteuning nodig had en tijdelijk naar Irak was vertrokken om voor zijn vader te zorgen. Hij stelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar zijn situatie.
De rechtbank overwoog dat het aan verweerder was om aannemelijk te maken dat eiser niet op zijn opgegeven adres woonde. De rechtbank stelde vast dat er geen waterverbruik was geregistreerd en dat de politie en woningbouwvereniging hadden vastgesteld dat er geen bewoning was. Eiser had geen bewijs geleverd dat zijn stellingen onderbouwden. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had besloten tot intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van het teveel betaalde bedrag. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken.