Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde, sub 1] , te [plaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 mei 2019, met producties 1 tot en met 14;
- het herstelexploot van 12 juli 2019;
- de conclusie van antwoord van 4 september 2019, met producties 1 tot en met 26;
- het tussenvonnis van 18 september 2019, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- de akte overlegging producties 27 tot en met 29 van de zijde van [gedaagde, sub 1] ;
- het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 13 maart 2020.
2.De feiten
- Moeder en dochter vormen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting;
- Moeder is voornemens om dochter te liquideren en op te heffen;
- De administratie van moeder en dochter zijn weinig geautomatiseerd en vertonen een achterstand;
- Mogelijk heeft dochter nog rechten of plichten die t.z.t. uit de bijgewerkte administratie van moeder of dochter zullen blijken;
- Dat uit de administraties van moeder en dochter niet blijkt van enige beslagen of zakelijke genots- en/of zekerheidsrechten;
- Moeder zal niet alleen aangesteld worden als bewaarder van de boeken en bescheiden van dochter na dochter’s opheffing, maar moeder zal volgens de uitdrukkelijke wens van partijen alle rechten en verplichtingen van dochter overnemen, waaronder maar niet uitsluitend eventuele vorderingen van dochter op debiteuren of derden uit hoofde van overeenkomst, onrechtmatige daad of een andere rechtsgrond;
3.Het geschil
- voor recht verklaart dat gedaagden jegens Ramhol Holding een onrechtmatige daad hebben gepleegd;
- voor recht verklaart dat gedaagden aan Ramhol Holding de geleden schade dienen te vergoeden;
- voor recht verklaart dat ieder van de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk is voor vergoeding van de door Ramhol Holding geleden schade;
- gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
4.De beoordeling
‘Pensioenen directie in eigen beheer – voor pensioenen’. Hieruit blijkt afdoende dat de betalingen die zijn gedaan door Ramhol Holding aan [A] geen loonbetalingen zijn op grond van een voortdurend dienstverband, maar louter een pensioenverplichting betreffen. Ramhol Holding stelt weliswaar dat de aanduiding ‘pensioen’ een onjuist label is en dat de bedoeling is geweest om de bedragen over te maken ten titel van loon, maar zij heeft haar standpunt in het licht van de herhaalde en consistente aanduiding als ‘pensioen’ in de afzonderlijke, hiervoor genoemde stukken en de toelichting ter zitting door [gedaagde, sub 1] niet nader onderbouwd. De rechtbank gaat daarom aan dit standpunt voorbij en houdt het ervoor dat [A] geen loon maar een pensioenuitkering ontving vanuit Ramhol Holding.