In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Den Haag, betreft het een intellectueel eigendomsgeschil tussen KABUSHIKI KAISHA NIKON en NIKON EUROPE B.V. (hierna gezamenlijk Nikon c.s.) en PRIMARY HOLDINGS LIMITED (PHL). De rechtbank behandelt een bevoegdheidsincident en een verzoek om een voorlopige voorziening. Nikon c.s. vordert dat PHL wordt verboden om inbreuk te maken op hun Uniemerken in de Europese Unie, met name door het aanbieden en verkopen van Nikon-producten zonder toestemming. PHL verzet zich tegen de bevoegdheid van de rechtbank en stelt dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren. De rechtbank oordeelt dat de eerdere bindende eindbeslissing over de bevoegdheid niet herzien wordt, ondanks het tussentijdse appel dat door PHL is ingesteld. De rechtbank wijst de vorderingen van PHL af en bevestigt haar bevoegdheid om de zaak te behandelen.
In het kader van de voorlopige voorziening oordeelt de rechtbank dat Nikon c.s. voldoende belang heeft bij de gevraagde voorziening, gezien de aanhoudende inbreuk door PHL. De rechtbank stelt vast dat PHL Nikon-producten aanbiedt en verkoopt zonder toestemming, en dat er geen sprake is van uitputting van de merkrechten. De rechtbank wijst de vorderingen van Nikon c.s. toe en legt PHL een dwangsom op voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan het verbod te voldoen. De rechtbank verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindvonnis in de hoofdzaak.