ECLI:NL:RBDHA:2020:15147
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om uitstel van vertrek op medische gronden in het bestuursrecht; beoordeling van nationaliteit en toegang tot medische zorg in Rusland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die stelt de Russische nationaliteit te bezitten, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een verzoek ingediend om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, omdat hij vreesde dat hij bij gedwongen uitzetting naar Rusland in een inhumane situatie terecht zou komen door zijn medische toestand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn nationaliteit niet met originele documenten heeft aangetoond, wat cruciaal is voor de beoordeling van zijn verzoek. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht het BMA-advies van 11 mei 2017 aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, waarin werd geconcludeerd dat de noodzakelijke medische zorg in Rusland beschikbaar is. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de claim van bewijsnood en de onduidelijkheid over zijn toegang tot medische zorg in Rusland, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat zou zijn om de noodzakelijke medische zorg in Rusland te ontvangen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.