Uitspraak
[eiser](V-nummer: [V-nummer] ) hierna gezamenlijk eisers (gemachtigde: mr. A.C.J. Letmaath),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 13 november 2020 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een alleenstaande moeder en haar minderjarige kinderen. De eisers, vertegenwoordigd door mr. A.C.J. Letmaath, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun asielaanvragen niet in behandeling heeft genomen op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, aangezien eisers daar eerder een aanvraag hebben ingediend.
Eisers hebben verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij aan Italië worden overgedragen totdat op hun beroepen is beslist. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek eerder toegewezen, maar de rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de omstandigheden van eisers niet zodanig zijn dat er een reëel risico bestaat op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die hebben geoordeeld dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de opvang van asielzoekers.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat in hun geval het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet kan worden toegepast. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.