ECLI:NL:RBDHA:2020:14697

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2020
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
NL20.17260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag wegens gebrek aan bewijs van authenticiteit van documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een opvolgende asielaanvraag van een eiser van Iraakse nationaliteit. De eiser had op 13 november 2019 voor de derde keer een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 oktober 2020, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de eiser documenten had overgelegd ter ondersteuning van zijn aanvraag, waaronder een USB-stick met transcripten van zijn live-programma's en andere bewijsstukken. Echter, de authenticiteit van deze documenten kon niet worden vastgesteld, waardoor de rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij in bewijsnood verkeerde. De rechtbank volgde de conclusie van Bureau Documenten, dat had vastgesteld dat de overgelegde documenten geen originele stukken waren. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor de authenticiteit van de documenten bij de eiser ligt en dat hij niet had aangetoond dat hij niet meer documenten kon overleggen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er geen sprake was van nieuwe elementen of bevindingen die de aanvraag konden onderbouwen, en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank wees het subsidiaire verzoek om aanhouding in afwachting van een mogelijk origineel arrestatiebevel af, omdat het onzeker was hoe lang dit zou duren. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. L. Ruizendaal-van der Veen, en werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.17260
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.17261, plaatsgevonden op 7 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Suleyman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Iraakse nationaliteit en is geboren op [1975] .
2. Eiser heeft op 13 november 2019 voor de derde keer (na dit eerder te hebben gedaan op 3 juni 1999 en 18 november 2014) een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Hij heeft hierbij de volgende documenten overgelegd:
Een arrestatiebevel van de Gerechtelijke Raad;
Twee brieven en één e-mail van zijn advocaat in Irak, d.d. 20 oktober 2019, 28 oktober 2019 (brieven) en 28 oktober 2020 (e-mail);
Brief van de Islamitische Raad d.d. 4 augustus 2019;
Besluit van de rechtbank, afschrift t.b.v. de moeder van betrokkene, d.d. 19 augustus 2019;
Drie geluidsopnames in het Nederlands van een gesprek tussen een vriend van eiser en de Iraakse ambassade.
Tijdens het gehoor heeft eiser nog een transscript overgelegd van de geluidsopnames onder
5. Ook heeft hij een USB-stick overgelegd, waarop een transscript staat van een deel van zijn live-programma’s waarin hij spreekt over de islam en de profeet, printscreens van bedreigingen en kopieën van gespreksgroepen in google Hangouts. Tot slot heeft hij een kopie van een bewijs van lidmaatschap van het Atheïstisch verbond overgelegd.
Met deze documenten wil eiser aantonen dat er een arrestatiebevel tegen hem is uitgevaardigd in Irak vanwege zijn kritiek op de Islam en de profeet Mohammed. Bij terugkomst in Irak loopt hij dan ook gevaar.
3. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens verweerder heeft eiser met de overgelegde documenten en zijn verklaringen immers niet aannemelijk kunnen maken dat hij gezocht wordt door de Iraakse autoriteiten, dat hij in de negatieve aandacht staat of dat hij een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europese verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden tegemoet kan treden. Bureau Documenten heeft documenten 1 t/m 4 onderzocht en geconcludeerd dat dit geen originele documenten zijn. Daarom kunnen deze documenten niet worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Eiser heeft ook niet anderszins de authenticiteit van de documenten aangetoond. Over de overige documenten heeft verweerder zich primair op het standpunt gesteld dat deze te laat zijn ingediend. Subsidiair heeft verweerder gesteld dat uit geen van deze stukken blijkt dat er tegen eiser een arrestatiebevel is uitgevaardigd.
4. Eiser betoogt dat zijn overgelegde documenten wel kunnen worden gezien als nieuwe elementen en bevindingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Eiser erkent dat hij geen origineel arrestatiebevel heeft overgelegd, maar een kopie. Hij heeft de authenticiteit van dit arrestatiebevel echter wel aannemelijk gemaakt met behulp van de andere documenten en zijn eigen verklaringen. De uitspraak van de rechtbank, de brief van de Islamitische Raad en de berichten van zijn advocaat in Irak bevestigen immers dat er een arrestatiebevel tegen hem is uitgevaardigd. De stukken op de USB-stick laten zien dat hij in het openbaar kritiek heeft geuit op de Islam en de profeet en dat hij daarom bedreigd is. Daarnaast heeft eiser alles gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om het originele arrestatiebevel te krijgen en verkeert hij in bewijsnood. De bal is nu dan ook bij verweerder komen te liggen.
Vlak voor de zitting heeft eiser nog contact gehad met zijn advocaat in Irak, die heeft aangegeven het originele arrestatiebevel te hebben bemachtigd. Eiser heeft de rechtbank verteld dat de advocaat het nu naar hem op gaat sturen. Gelet hierop heeft eiser subsidiair verzocht om de zaak aan te houden zodat dit document onderzocht kan worden.
5. Over de stukken die eiser pas bij zijn gehoor heeft overgelegd overweegt de rechtbank dat verweerder weliswaar heeft gezegd dat deze stukken te laat zijn ingediend, maar vervolgens toch inhoudelijk op de stukken is in gegaan. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank het inhoudelijk standpunt van verweerder beoordelen, en niet ingaan op de vraag of de stukken daadwerkelijk te laat zijn ingediend.
6. Gelet op de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1, zal de rechtbank niet het ne bis-beoordelingskader toepassen maar het besluit tot afwijzing van de opvolgende asielaanvraag overeenkomstig artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht toetsen in het licht van de daartegen door eiser aangevoerde beroepsgronden. Deze toetsing omvat, zoals bij alle besluiten, de motivering van het besluit en de manier waarop het tot stand is gekomen.
7. Volgens vaste rechtspraak is een door de vreemdeling overgelegd document geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid, indien de authenticiteit daarvan niet kan worden vastgesteld.2 Het ligt op de weg van eiser om de authenticiteit van het aan zijn herhaalde asielaanvraag ten grondslag gelegde document aan te tonen. Verweerder kan eiser daarbij tegemoet komen door zelf de authenticiteit van de documenten te laten beoordelen, zonder daarmee echter afbreuk te doen aan de eigen verantwoordelijkheid van eiser. Bureau Documenten heeft in opdracht van verweerder documenten 1 t/m 4 beoordeeld, en geconcludeerd dat de documenten niet origineel zijn. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS, mag verweerder in principe van een advies van Bureau Documenten uitgaan, omdat het een deskundigenadvies is.3 Eiser heeft geen contra-expertise tegen het deskundigenadvies ingebracht. Eiser heeft wel nog de mogelijkheid om de authenticiteit op andere wijze aan te tonen.
8. Verweerder heeft mogen stellen dat eiser de authenticiteit van de stukken niet op andere wijze heeft aangetoond. Het belangrijkste document in deze zaak is het arrestatiebevel, en de vraag is dus of eiser de authenticiteit van dit document voldoende heeft aangetoond met de andere documenten. Dit heeft hij niet gedaan door de brief van de Islamitische Raad en de uitspraak van de rechtbank te overleggen. Over deze documenten heeft Bureau Documenten immers ook geoordeeld dat het geen originelen zijn. Over de brieven en e-mails van de advocaat heeft verweerder op zitting aangegeven dat niet wordt betwist dat deze verstuurd zijn. De inhoud van de berichten wordt echter wel betwist. De rechtbank overweegt hierover dat de brieven en de e-mail weliswaar zijn vertaald, maar niet door een beëdigde vertaler. Ook staat er weinig informatie in deze berichten. Zo staat er niet wat de datum is van het door eiser gepleegde feit, wat de datum is van het arrestatiebevel en hoe hoog de gevangenisstraf is die eiser opgelegd heeft gekregen. De informatie in deze berichten over het arrestatiebevel is dan ook zodanig algemeen en summier dat de rechtbank op basis hiervan niet aan kan nemen dat het arrestatiebevel daadwerkelijk gegeven is en of het te linken is aan de asielaanvraag die eiser heeft gedaan. Verweerder heeft aan de berichten van de advocaat dus niet de waarde hoeven hechten die eiser graag zou zien. Uit het opgenomen gesprek met de ambassade overweegt de rechtbank dat hieruit niet kan volgen dat eiser een arrestatiebevel opgelegd heeft gekregen. Bovendien valt niet te verifiëren met welke medewerker en op welke datum dit gesprek heeft plaatsgevonden. Over de gegevens op de USB-stick en de kopie van het lidmaatschap van het Atheïstisch verbond heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de gegevens op de USB- stick de authenticiteit van het arrestatiebevel niet aantonen. Wat er ook zij van de juistheid van deze gegevens, ze leggen onvoldoende de link met het arrestatiebevel. Eiser heeft
1. ABRvS 22 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1759).
2 ABRvS 8 oktober 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB5763) en ABRvS 17 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2394).
3 ABRvS 9 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1695).
hiermee dan ook niet aannemelijk gemaakt dat er een arrestatiebevel tegen hem is uitgevaardigd.
9. Verweerder heeft ook geen bewijsnood aan hoeven nemen. De rechtbank overweegt nogmaals dat bij een opvolgende asielaanvraag de bewijslast om de authenticiteit van een document aan te tonen bij eiser ligt. Dit is een hoge lat en bewijsnood wordt dan ook niet snel aangenomen.4 Hoewel eiser meerdere documenten heeft overgelegd om de authenticiteit van het arrestatiebevel aan te tonen heeft hij (nog) niet aangetoond dat hij niet meer documenten kan overleggen én dat hij niet aan het originele arrestatiebevel kan komen. Op zitting heeft eiser aangegeven dat het originele arrestatiebevel door zijn Iraakse advocaat naar hem wordt opgestuurd. Hoewel nog niet vaststaat dat het inderdaad om een origineel arrestatiebevel gaat, toont dit wel aan dat eiser kennelijk nog niet alle mogelijkheden om aan het arrestatiebevel te komen had benut. De vraag of eiser daadwerkelijk in bewijsnood verkeert zou, wanneer dit niet het originele arrestatiebevel zou blijken te zijn, in een eventuele opvolgende procedure moeten worden beantwoord. Voor nu is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van bewijsnood en dus ook niet van een onderzoeksplicht voor verweerder.
10. De rechtbank heeft het subsidiaire verzoek om aanhouding in afwachting van het arrestatiebevel in eerste instantie op zitting al afgewezen. Het is immers onzeker hoe lang het gaat duren voordat duidelijk wordt of het arrestatiebevel dat de Iraakse advocaat zal gaan opsturen inderdaad het originele document is. Daarnaast staat het eiser altijd vrij om een nieuwe aanvraag in te dienen als de situatie gewijzigd blijkt te zijn.
11. De slotsom is dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier.
4 Zie bijvoorbeeld ABRvS 2 maart 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP6846).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.