Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub A] , te [plaats 1] ,
[gedaagde sub B], te [plaats 1] ,
[B.V. I], te [plaats 1] ,
1.[gedaagde sub A] , te [plaats 1] ,
[gedaagde sub B], te [plaats 1] ,
1.de maatschap [de maatschap] , te [plaats 1] ,
[gedaagde X], te [plaats 2] , gemeente [Gemeente] ,
1.De procedure in de hoofdzaak
- het vonnis in het incident van 10 januari 2018;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 16 januari 2019 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 10 december 2019, met de daarin genoemde stukken;
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van 13 februari 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 18 juli 2019, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 10 december 2019, met de daarin genoemde stukken.
3.De feiten
in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
Verkoop contracten met betalingsregeling paulianeus?
Onze visie van behoud van werkgelegenheid en een persoonlijke relatie met u als opdrachtgever heeft niet de hoogste prioriteit bij de curator. Hij heeft recht op terugvordering van de contracten zoals u het recht heeft te beslissen van welke schoonmaakdienstverlener u een overeenkomst wilt sluiten.
Naar aanleiding van de mailberichten die u ons vanmorgen heeft doen toekomen over de communicatie van de voormalig eigenaren met haar klanten berichten wij u als volgt:
Wij gaan er volledig vanuit dat u de door u aangekondigde dagvaarding voor een voorlopige voorziening doorzet
Het risico om omzetverloop desondanks aanzienlijk groter is dan afgelopen dagen ingeschat en in onze bieding van gisterenavond verwerkt
Wij nog steeds ons eindbod: 15% van de overgenomen met, te meten na drie maanden, overeind houden,
Het minimumbedrag in de bieding wel omlaag brengen van € 325.000 naar € 225.000”
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
waardoor er geen sprake is van een wijziging in de vermogenspositie van de verkoper”. Aldus lijkt zijn advisering gericht te zijn geweest op uitvoering van de transactie. Dit blijkt ook uit het feit dat hij vervolgens de overeenkomst voor de verkoop van de activa en passiva tussen NoordWest en [B.V. I] heeft opgesteld en NoordWest actief heeft begeleid bij de aanvraag van haar faillissement. De advocaat van [gedaagde sub A c.s.] heeft op dit punt tijdens de comparitie nog onweersproken aangevoerd dat zelfs toen de conclusie werd getrokken dat de overeenkomst paulianeus was, mr. [gedaagde X] zich op het standpunt is blijven stellen dat hij het daar niet mee eens was.
bij gelaten”. Hiermee is de inhoud van de e-mails van 7 en 9 december 2016, die erop duidt dat [B.V. I] , dan wel [gedaagde sub A c.s.] actief klanten van NoordWest heeft benaderd, echter niet weerlegd. De rechtbank concludeert dan ook dat [gedaagde sub A c.s.] begin december 2016 concurrerende activiteiten hebben ondernomen.
Opstelling rekening en verantwoording [B.V. I]”, een begeleidend schrijven en de grootboekkaarten en de uitdraai van de winst- en verliesrekening van [B.V. I] niet (volledig) aan deze verplichting heeft voldaan. Volgens hem ontbreken nog verschillende stukken.
gemaakte en te maken advocaatkosten en door [gedaagde sub A c.s.] gederfde inkomsten en winst et cetera”. Zij hebben in de dagvaarding niet nader toegelicht waarom de advisering door [gedaagde X] inzake de overeenkomst heeft geleid tot deze twee schadeposten. [de maatschap c.s.] hebben zich in de conclusie van antwoord op het standpunt gesteld dat zij zonder verdere specificatie van de gepretendeerde schadeposten moeilijk gemotiveerd kunnen betwisten dat causaal verband bestaat. Bedoeld zal zijn causaal verband tussen de gestelde feitelijke handelingen en de gestelde schade.