ECLI:NL:RBDHA:2020:14609
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht onder Dublinverordening met bijzondere kwetsbaarheid
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 23 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een alleenstaande moeder, een verblijfsvergunning aanvroeg. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres voerde aan dat zij en haar pasgeboren kind niet zonder garanties aan Italië konden worden overgedragen, gezien haar bijzondere kwetsbaarheid. Ze had psychische en lichamelijke klachten en verwees naar eerdere jurisprudentie en interim measures van het EHRM die bescherming boden aan kwetsbare asielzoekers.
De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de zorg die Italië zou bieden aan kwetsbare personen. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet had aangetoond dat haar situatie zo bijzonder was dat de overdracht aan Italië een onevenredige hardheid zou opleveren. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiseres niet zodanig waren dat de asielaanvraag in Nederland behandeld moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening en de noodzaak voor asielzoekers om hun kwetsbaarheid en de gevolgen van overdracht adequaat te onderbouwen. De rechtbank bevestigde dat de Italiaanse autoriteiten in staat zijn om de nodige zorg en opvang te bieden aan de betrokkenen, inclusief alleenstaande ouders en kwetsbare personen.