Op 16 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL20.10915 en NL20.10917, waarin verzoekers, een Nigeriaans echtpaar, een voorlopige voorziening hebben gevraagd in verband met hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij zich als kwetsbaar beschouwen, met name vanwege de zwangerschap van verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij als kwetsbaar moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in het arrest van het EHRM in de zaak Tarakhel. De voorzieningenrechter heeft daarbij ook gekeken naar eerdere interim measures van het EHRM in vergelijkbare zaken, waarin de overdracht aan Italië aan de orde was. De rechtbank heeft besloten de behandeling van de beroepen aan te houden totdat het EHRM heeft beslist over de overdracht van kwetsbare vreemdelingen aan Italië.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen, de bestreden besluiten geschorst en bepaald dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 525,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 6 augustus 2020.