ECLI:NL:RBDHA:2020:7466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.10915 en NL20.10917
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaken met betrekking tot kwetsbare personen en overdracht aan Italië

Op 16 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL20.10915 en NL20.10917, waarin verzoekers, een Nigeriaans echtpaar, een voorlopige voorziening hebben gevraagd in verband met hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij zich als kwetsbaar beschouwen, met name vanwege de zwangerschap van verzoekster.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij als kwetsbaar moeten worden aangemerkt, zoals bedoeld in het arrest van het EHRM in de zaak Tarakhel. De voorzieningenrechter heeft daarbij ook gekeken naar eerdere interim measures van het EHRM in vergelijkbare zaken, waarin de overdracht aan Italië aan de orde was. De rechtbank heeft besloten de behandeling van de beroepen aan te houden totdat het EHRM heeft beslist over de overdracht van kwetsbare vreemdelingen aan Italië.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen, de bestreden besluiten geschorst en bepaald dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op het beroep is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 525,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 6 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.10915 en NL20.10917

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [#] en
[verzoekster], verzoekster,
V-nummer: [#] ,
tezamen te noemen verzoekers
(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 13 mei 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt te zijn geboren op [geboortedatum verzoeker] en verzoekster op [geboortedatum verzoekster] . Beiden stellen de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, uitspraak doen zonder zitting. De voorzieningenrechter acht in dit geval termen aanwezig om van vorenbedoelde bevoegdheid gebruik te maken.
3. In de beroepszaken (geregistreerd onder nummers NL20.10914 en NL20.10916) waar de onderhavige verzoeken om een voorlopige voorziening aan connex zijn, is door verzoekers onder meer aangevoerd dat zij als kwetsbaar in de zin van het arrest van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) van 4 november 2014 (Tarakhel, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712) aangemerkt moeten worden en zonder nadere garanties niet kunnen worden overgedragen. Daarbij hebben zij gewezen op enkele door het EHRM getroffen interim measures.
Verzoekers hebben aangevoerd dat verzoekster hoogzwanger is en eind juli 2020 is uitgerekend. Ter onderbouwing daarvan hebben verzoekers een e-mail van de verloskundige overgelegd.
4. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat zij als kwetsbaar moeten worden aangemerkt als bedoeld in het arrest in de zaak Tarakhel.
5. De voorzieningenrechter stelt voorts vast, dat het EHRM een aantal
interim measuresheeft getroffen in zaken waarin een overdracht aan Italië aan de orde was:
M.T. tegen Nederland van 6 september 2019 (no. 46595/19);
V.A. tegen Nederland van 16 september 2019 (no. 48062/19):
F.O. tegen Nederland van 16 september 2019 (no. 48125/19);
A.S. tegen Nederland van 17 september 2019 (no. 48397/19); en
S.O. tegen Nederland van 24 september 2019 (no. 49569/19).
Het merendeel van deze
interim measureszien op (gezinnen met) minderjarige kinderen en ziet één van de interim measures op een zwangere vrouw (de zaak A.S. tegen Nederland, no. 48397/19).
5.1
In deze laatste zaak heeft het EHRM de volgende vragen gesteld:
“1) Heeft de Nederlandse overheid (medische) informatie over de vreemdeling(en) uitgewisseld met de Italiaanse overheid en heeft de Nederlandse overheid zekerheid verkregen van de Italiaanse overheid ter zake de ontvangst van de vreemdeling en ter zake de daaropvolgende medische zorg (met referentie naar Tarakhel t. Zwitserland en daaropvolgende jurisprudentie)?
2) Hoe zal/zullen de vreemdeling(en) worden ontvangen op de plek van bestemming? Waar zal/zullen zij worden opgevangen in Italië?”
5.2
De rechtbank acht de uitkomst van deze procedure bij het EHRM, ondanks het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraken van 8 april 2020 (ECLI:NL:2020:986 en ECLI:NL2020:987), ook van belang in de zaak van verzoekers. De rechtbank zal daarom de behandeling van de beroepen van eisers aanhouden totdat door het EHRM is beslist over de vraag of en in hoeverre overdracht van kwetsbare vreemdelingen aan Italië aan de orde kan zijn.
5.3
De voorzieningenrechter wijst om die reden de verzoeken om voorlopige voorziening toe, schorst de bestreden besluiten en bepaalt dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op het beroep tegen de bestreden besluiten is beslist.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van de verzoekschriften met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoekers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft in beide zaken de voorlopige voorziening dat de bestreden besluiten worden geschorst en dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat is beslist op beide beroepen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. S.R.N. Parlevliet, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom Covid-19 is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.