Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.BEVER HOLDING N.V., te Hilversum,
[gedaagde sub 2], te [plaats] ,
[gedaagde sub 3], te [plaats] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 maart 2019, met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 14;
- het vonnis van 4 september 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de akte houdende overlegging producties van Staal Beheer van 11 maart 2020, met producties 15 tot en met 20;
- producties 15 tot en met 17 van Bever Holding c.s. van 12 maart 2020.
- de rolbeschikking van 27 mei 2020, waarin is bepaald dat vonnis zal worden gewezen na schriftelijke toelichtingen (hierna: “de rolbeschikking”);
- de instructies van de rechtbank aan partijen van 17 juni 2020;
- de schriftelijke toelichting tevens overlegging producties en wijziging eis van Staal Beheer met producties 21 tot en met 26;
- de schriftelijke toelichting van Bever Holding c.s. met producties 15 tot en met 24.
2.De feiten
De betrokken partijen en de daarmee gelieerde rechtspersonen
, op basis van een in kracht van gewijsde verkregen rechterlijke beslissing vast is komen te staan dat de bank betalingsverplichtingen als bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst jegens de in dat artikel genoemde derde(n) heeft, is de borg gehouden om binnen 6 weken na een eerste daartoe strekkend verzoek van de bank tot nakoming van haar verplichtingen uit deze borgtocht, meer in het bijzonder is zij gehouden tot betaling van al hetgeen de bank op grond van die in kracht van gewijsde gegane uitspraak aan welke derde dan ook verschuldigd mocht zijn, zulks uit hoofde van eerder genoemde bankgarantie van 30 juli 1990.”
“Betreft: aflossingsnota voor cliënt N.V. Bever Holding c.s.”In deze brief is onder meer de volgende passage opgenomen:
(…) Naar aanleiding van uw verzoek van 27 oktober jl. voor een aflosnota, in verband met de algehele aflossing van de financiering van de hieronder nader gespecificeerde kredietnemers, delen wij u het volgende mee. (…)
dient als uitzondering opgenomen te worden de vordering die mogelijk voortvloeit uit de bankgarantie die Staalbankiers NV ten gunste van Escencum heft afgegeven ter grootte van 4,5 mio, waarover met de Duitse Banken jarenlang is geprocedeerd. Contra-garantie werd destijds door Chessprop X afgegeven.
“en/of de zekerheidsdocumenten en/of uit welke hoofde dan ook” toegevoegd, waardoor Staal Beheer afstand doet van
“enige (toekomstige) rechtsvordering (…) verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen, en/of de zekerheidsdocumenten en/of uit welke hoofde dan ook ongeacht aard, omvang en grondslag”en zij Bever Holding c.s. onvoorwaardelijk en onherroepelijk ontslaat
“uit de aan Staal (ook in het verleden) verstrekte borgtochten, (hoofdelijke) (mede)schuldenaarschap en/of enige andere verplichting (ook uit het verleden).”
(…) Een aantal van uw opmerkingen is geaccepteerd. Een aantal door u voorgestelde wijzigingen is aangepast. Hierbij is aansluiting gezocht bij de strekking van de door u voorgestelde wijzigingen. Echter, een aantal fundamentele wijzigingen zijn voor cliënte niet acceptabel. Deze zien met name op de reikwijdte van de kwijting. Cliënte wordt in het kader van de afwikkeling van de kredietrelatie afgelost en zal slechts afstand doen van daaraan gerelateerde vorderingen. (…)”
“De bank staat er voor in dat er door haar geen andere zekerheden zijn genomen, dan genoemd in bijlage 2, tweede kolom”. In artikel 2 en 3 van het concept zijn de woorden
“uit welke hoofde dan ook”toegevoegd en in artikel 2 is de passage
“voor zover deze zijn genoemd in bijlage 2”verwijderd, waardoor artikel 2 en 3 na wijziging luiden:
2. Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens de heer [gedaagde sub 2] en mevrouw [gedaagde sub 3] verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerhedenen/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag en ontslaat hen onvoorwaardelijk en onherroepelijk uit de aan Staal (ook in het verleden) verstrekte borgtochten, (hoofdelijke) (mede) schuldenaarschap, en of enige andere verplichting (ook uit het verleden).
De bank staat er voor in dat er door haarin relatie met Bever c.s., de heer [gedaagde sub 2] en mevrouw [gedaagde sub 3]geen andere zekerheden zijn genomen, dande Zekerhedengenoemd in bijlage 2, tweede kolom.”
Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, zegt Staal – voor zover nog vereist – de ten gunste van haar gevestigde Zekerheden, zoals deze blijken uit bijlage 2, op respectievelijk doet hiervan onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand, waaronder uitdrukkelijk ook begrepen het pandrecht op de in het banksysteem van Staal geadministreerde aandelen. De bank staat er voor in dat er door haar in relatie met Bever c.s., de heer [gedaagde sub 2] en mevrouw [gedaagde sub 3] geen andere zekerheden zijn genomen dan de Zekerheden genoemd in bijlage 2, tweede kolom.
Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens de heer [gedaagde sub 2] en mevrouw [gedaagde sub 3] verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerheden en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag en ontslaat hen onvoorwaardelijk en onherroepelijk uit de aan Staal (ook in het verleden) verstrekte borgtochten, (hoofdelijke) (mede)schuldenaarschap en/of enige andere verplichting (ook uit het verleden).
Na onvoorwaardelijke en onherroepelijke ontvangst van de Vordering door Staal, doet Staal onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens Bever c.s., verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerheden en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag. (…)
Bever c.s. en/of enige (voormalig) bestuurder(s) en/of (voormalig) commissaris(sen), de heer [gedaagde sub 2] en mevrouw [gedaagde sub 3] , doen onvoorwaardelijk en onherroepelijk afstand van enige (rechts)vordering jegens Staal verband houdende met en/of voorvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerheden en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag.
Staal enerzijds en Bever c.s., de heer [gedaagde sub 2] en mevrouw [gedaagde sub 3] anderzijds zullen de tussen hen onder rolnummer C/09/472786 14/1009 aanhangig zijnde procedure bij Rechtbank Den Haag na uitvoering van bovenstaande op de kortst mogelijke termijn royeren/doorhalen. (...)”
De Volmachtgever verklaart dat tevens alle overige zekerheden, geen uitgezonderd en ongeacht ten behoeve waarop en ten behoeve van wie ook gevestigd, bij deze zijn vervallen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
Eiswijziging
ofde antwoorden op deze vragen verwerken in hun schriftelijke toelichting. Ondanks deze duidelijke instructie heeft Staal Beheer – zoals zij ook erkent in haar schrijven van 7 juli 2020 – ervoor gekozen om de beantwoording van de vragen
zowelin de schriftelijke toelichting te verwerken
alsde vragen stuk voor stuk te beantwoorden, dat laatste niet in de schriftelijke toelichting zelf maar in de bijgevoegde productie 26. De rechtbank stelt daarnaast vast dat zowel “PRODUCTIEOVERZICHT EN TOELICHTING – productie 21” als “PRODUCTIEOVERZICHT EN TOELICHTING – productie 22” stellingen bevatten die in de schriftelijke toelichting thuis horen. De producties 21, 22 en 26 kwalificeren daarom als verkapte schriftelijke toelichtingen. Anders dan Bever Holding c.s. is de rechtbank van oordeel dat producties 24 en 25 niet als verkapte schriftelijke toelichtingen kwalificeren. De rechtbank komt hierna op deze producties terug.
minnelijke regelingwordt doorgehaald/geroyeerd. Verder houdt artikel 6 van de Afstandsverklaring in dat na uitvoering van de afspraken de tussen partijen lopende gerechtelijke procedure wordt doorgehaald. De rechtbank kwalificeert de Afstandsverklaring dan ook als vaststellingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:900 BW. Dit betekent ook dat het betoog van Staal Beheer dat geen sprake is van een rechtshandeling op de voet van artikel 3:33 BW juncto 3:35 BW geen nadere bespreking behoeft. De feiten die Staal Beheer ten grondslag legt aan haar stelling dat Bever Holding c.s. niet op grond van artikel 3:35 BW gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat de wil van Staal Beheer erop was gericht afstand te doen van de vorderingen uit hoofde van de overeenkomsten uit 1999, komen evenwel aan de orde bij de uitleg van de Afstandsverklaring.
“enige (rechts)vordering (…) verband houdende met en/of voortvloeiende uit de Financieringen en/of de Zekerheden en/of uit welke hoofde dan ook, ongeacht aard, omvang en grondslag (…)”en in artikel 4 is een zelfde passage opgenomen met betrekking tot enige (rechts)vordering van Bever Holding c.s. op Staal Beheer. De rechtbank is op grond van het voorgaande voorshands van oordeel dat de Afstandsverklaring zo moet worden uitgelegd dat Staal Beheer afstand heeft gedaan van haar vorderingsrecht uit hoofde van de overeenkomsten uit 1999. Dit is een voor tegenbewijs door Staal Beheer vatbaar oordeel (vgl. ook Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 ( […] ) en Hoge Raad 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 (Meyer Europe/Pont Meyer)).
7.712,00(2,0 punten× tarief € 3.856,00)