In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en het college van burgemeester en wethouders van Westland. De ambtenaar, die sinds 1 september 2017 in dienst was als Coördinator handhaving openbare ruimte, kreeg op 7 december 2018 te maken met een staking van zijn salaris en op 22 mei 2019 werd hem eervol ontslag verleend. De rechtbank behandelt twee besluiten: het eerste betreft de staking van het salaris voor één dagdeel wegens het verrichten van arbeid tijdens ziekte, en het tweede betreft het ontslag op grond van onbekwaamheid en verstoorde verhoudingen.
De rechtbank oordeelt dat de staking van het salaris terecht was, omdat de ambtenaar op 5 december 2018 werkzaamheden als Sinterklaas had verricht zonder toestemming van de arbodienst. De rechtbank volgt de argumentatie van verweerder dat deze activiteiten als arbeid kunnen worden aangemerkt, ondanks dat ze onbetaald waren. De rechtbank concludeert dat de ambtenaar niet vooraf toestemming heeft gevraagd en dat de uitzondering voor het verrichten van arbeid tijdens ziekte niet van toepassing is.
Wat betreft het ontslag oordeelt de rechtbank dat de ambtenaar onvoldoende gelegenheid heeft gehad om zijn functioneren te verbeteren. Hoewel verweerder concrete voorbeelden heeft aangedragen van disfunctioneren, is de rechtbank van mening dat de ambtenaar niet op zijn functioneren is aangesproken en niet in de gelegenheid is gesteld om dit te verbeteren. De rechtbank vernietigt het ontslag op de primaire grond van onbekwaamheid, maar laat de subsidiaire grond van verstoorde verhoudingen in stand. De rechtbank herroept het ontslag en stelt een passende regeling vast, inclusief een werkloosheidsuitkering en een aanvullende uitkering.