ECLI:NL:CRVB:2018:672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag op subsidiaire grond wegens verstoorde arbeidsverhouding en beoordeling van plichtsverzuim
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen het ontslag dat hem door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten is opgelegd. Appellant, die sinds 1975 in dienst was bij de gemeente, werd beschuldigd van ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim zou bestaan uit het misbruik maken van zijn ambtelijke positie en belangenverstrengeling. Het college had op basis van een onderzoeksrapport van een externe partij, [BV], besloten om appellant ongevraagd te ontslaan. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant gegrond verklaard en het ontslag op de primaire grond vernietigd, maar het college ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de verstoorde arbeidsverhouding een geldige reden voor ontslag vormt. De Raad bevestigt dat de voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van het college kan worden gevergd. De Raad wijst erop dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de straf van ontslag niet evenredig is aan het plichtsverzuim, maar dat de subsidiaire ontslaggrond standhoudt. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor het toekennen van een 'plus' aan appellant, omdat er geen overwegend aandeel van het college in de situatie is geweest die tot het ontslag heeft geleid. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, met verbetering van gronden.