Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 8 oktober 2019 waarbij MSD verlof is verleend Wyeth te dagvaarden in de versnelde bodemprocedure in octrooizaken (hierna: VRO);
- de dagvaarding van 21 oktober 2019;
- de akte houdende overlegging producties van MSD met producties EP01 t/m EP97;
- de conclusie van antwoord met producties GP01 t/m en GP03;
- de akte houdende wijziging (van de grondslag) van eis tevens uitlating hoofd- en hulpverzoek tevens houdende overlegging producties, met producties EP98 t/m EP117;
- de brief van mr. Dack van 5 juni 2020 met het verzoek tot verwijdering van de zaak uit het VRO-regime en tot weigering van de akte houdende wijziging (van de grondslag) van eis en van het bij die akte door MSD als EP99 overgelegde rapport van haar octrooigemachtigde;
- de reactie op voornoemde brief van mr. Oosting van 9 juni 2020;
- de beslissing van de rolrechter van 22 juni 2020 waarin het verzoek tot verwijdering uit het VRO-regime is afgewezen en de akte vooralsnog is toegelaten;
- de brief van mr. Dack van 14 juli 2020, ontvangen op 15 juli 2020, met het verzoek tot verlenging van de pleittijd met minimaal twee uur;
- de akte houdende overlegging nadere producties van MSD met producties EP118 t/m EP132;
- de akte overlegging nadere producties van Wyeth met producties GP4 t/m GP15;
- de brief van mr. Dack van 20 juli 2020 houdende bezwaar tegen het door MSD als productie EP118 overgelegde deskundigenrapport, tevens houdende een hernieuwd verzoek tot verwijdering van de procedure uit het VRO-regime;
- de reactie op voornoemde verzoeken van mr. Oosting bij brief van 22 juli 2020;
- de e-mail van de rechtbank van 29 juli 2020, onder meer houdende de beslissing dat de zaak niet uit het VRO-regime zal worden verwijderd, dat de pleittijd niet zal worden verlengd en dat ten aanzien van het bezwaar tegen de stukken pas bij pleidooi beslist zal worden;
- het wrakingsverzoek van mr. Dack van 4 augustus 2020;
- de akte houdende overlegging reactieve producties van MSD met producties EP133 t/m EP140;
- de akte overlegging reactieve producties van Wyeth met producties GP16 en GP17;
- de e-mail van mr. Bisschop van 27 augustus 2020 met het bericht dat partijen een afspraak hebben gemaakt over de hoogte van de proceskosten;
- de beslissing van de wrakingskamer van 13 augustus 2020 (in zaak- /rekestnummer: C/09/5 97203 / KG RK 20/988);
- de beslissing van de wrakingskamer van 31 augustus 2020 (in zaak- / rekestnummer: C/09/597487 / KG RK 20-1001);
- de e-mail van de rechtbank van 31 augustus 2020 met instructies voor het (video)pleidooi;
- de op 9 september 2020 schriftelijk ingediende pleitnotities van MSD;
- de op 9 september ingediende pleitnotities van Wyeth.
2.De feiten
Formulations which stabilize and inhibit precipitation of immunogenic compositions”. Het octrooi is gebaseerd op internationale (moeder)aanvrage WO 2007/127665 A2 (hierna: (de aanvrage) WO 665) van 19 april 2007 en op de op 20 september 2013 afgesplitste aanvrage EP 2 676 679 (hierna: (de afgesplitste aanvrage) EP 679 A2 en tezamen met WO 665 ook ‘de aanvragen’), een en ander met inroeping van de prioriteit van de Amerikaanse (
provisional) octrooiaanvrage US 795261 van 26 april 2006.
EP 679 is verleend op 2 januari 2019 voor onder meer Nederland. Tegen het octrooi is door (onder andere) MSD oppositie ingesteld bij het Europees Octrooibureau (hierna: EOB) op 2 oktober 2019.
S. pneumoniaeserotype 4 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 6B polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 9V polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 14 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 18C polysaccharide,
pneumoniaeserotype 19F polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 23F polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 1 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 3 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 5 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 6A polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 7F polysaccharide and a
S. pneumoniaeserotype 19A polysaccharide.
S. pneumoniaeserotype 4 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 6B polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 9V polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 14 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 18C polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 19F polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide and a
S. pneumoniaeserotype 23F polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide.
S. pneumoniaeserotype 4 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 6B polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 9V polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 14 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 18C polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 19F polysaccharide conjugated to a CRM197polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 23F polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 1 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 3 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 5 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 6A polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 7F polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide and a
S. pneumoniaeserotype 19A polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide.
S. pneumoniae-serotype-4-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-6B-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-9V-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-l4-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-l8C-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-l9F-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-23F-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-l-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-3-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-5-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-6A-polysacharide, een
S. pneumoniae-serotype-7F-polysacharide, en een
S. pneumoniae-serotype-19A-polysacharide zijn.
S. pneumoniae-serotype-4-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-6B-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-9V-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-l4-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-l8C-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-l9F-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, en een
S. pneumoniae-serotype-23F-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide.
S. pneumoniae-serotype-4-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-6B- polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-9V-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-14-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-18C-polysacharide geconjugeerd. aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-19F-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-23F-polysacharide geconjugeerd. aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-1-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-3-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-5-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-6A-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide, een
S. pneumoniae-serotype-7F- polysacharide geconjugeerd. aan een CRM197-polypeptide, en een S. pneumoniae-serotype-19A-polysacharide geconjugeerd aan een CRM197-polypeptide.
(e.g.,a protein immunogen, a polysaccharide-protein conjugate) is a necessary and highly desirable goal. For example, an immunogenic composition must appear fresh, elegant and professional when administered to a patient. Any changes in stability and/or physical appearance of the immunogenic composition, such as color change, clouding or haziness, may cause a patient or consumer to lose confidence in the product. Furthermore, because many immunogenic formulations are dispensed in multiple-dose containers, uniformity of dose content of the active ingredient
(e.g.,a polysaccharide- protein conjugate) over time must be assured (e.g., a cloudy solution can lead to a nonuniform dosage pattern).
(e.g.,an aggregate) lowers the total concentration of the product.
etal., 2005). (…) Paradoxically, silicone oil is a necessary component of plastic syringes, as it serves to lubricate the rubber plunger and facilitate transfer of the plunger down the syringe barrel (i.e., silicone oil improves the syringeability of the formulation).
etc.(…)
N. meningitidis2086 protein composition, the formulation comprising (i) a pH buffered saline solution, wherein the buffer has a pKa of about 3.5 to about 7.5, (ii) a surfactant and (iii) a
N. meningitidis2086 protein.
N. meningitidis2086 protein composition comprised in a siliconized container means, the formulation comprising (i) a pH buffered saline solution, wherein the buffer has a pKa of about 3.5 to about 7.5, (ii) an aluminum salt and (iii) a
N.
meningitidis2086 protein.
particular embodiments’ opgenomen in paragraaf [0141] van de afgesplitste aanvrage. De conclusies van EP 679 A2 zijn beperkt ten opzichte van de conclusies van WO 665, in de zin dat alleen hoofdconclusie 24 (en – varianten van - de daarvan afhankelijke conclusies 25 t/m 27) van de aanvrage WO 665 daarin terugkomen. Daarnaast is een aantal bijkomende conclusies opgenomen. De afgesplitste aanvrage EP 679 A2 heeft aldus (uitsluitend) de volgende zestien conclusies:
S. pneumoniaeserotype 4 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 6B polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 9V polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 14 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 18C polysaccharide, a
S.
pneumoniaeserotype 19F polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 23F polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 1 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 3 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 5 polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 6A polysaccharide, a
S. pneumoniaeserotype 7F polysaccharide and a
S. pneumoniaeserotype 19A polysaccharide.
S.
pneumoniaeserotype 4 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 6B polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 9V polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 14 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 18C polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 19F polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide and a
S. pneumoniaeserotype 23F polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide.
S.
pneumoniaeserotype 4 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 6B polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 9V polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 14 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 18C polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 19F polysaccharide conjugated to a CRM197polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 23F polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 1 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 3 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 5 polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 6A polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide, a
S. pneumoniaeserotype 7F polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide and a
S. pneumoniaeserotype 19A polysaccharide conjugated to a CRM197 polypeptide.
Multivalent pneumococcal polysaccharide-protein conjugate composition" is gepubliceerd op 19 oktober 2006. In deze aanvrage is onder meer het volgende opgenomen:
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid
bis-Vo. [4] De relatieve bevoegdheid berust op artikel 80 lid 1 sub a ROW.
adjuvants- bestaat uit één of meer pneumokokkenpolysachariden, die zijn gekoppeld aan een (drager)eiwit, waarbij een polysacharide-eiwitconjugaat wordt gevormd. De geclaimde formulering ziet in het bijzonder op de remming van silicone-geïnduceerde aggregatie van een pneumokokkenpolysacharide-eiwitconjugaat in een gesiliconiseerd houdermiddel. Die remming wordt - volgens de leer van EP 679 zoals vervat in (de enige onafhankelijke) conclusie 1 - verkregen door in de formulering van het immunogeen een pH-gebufferde zoutoplossing en een aluminiumzout te combineren (zie ook [0017] van het octrooi, welke paragraaf correspondeert met pagina 7 r. 6 t/m 10 van WO 665 weergegeven in 2.6).
(i) a pH buffered saline solution, wherein the buffer has a pKa of about 3.5 to about 7.5,
a surfactant;and
(iv)one or more polysaccharide-protein conjugates
surfactants) aan kenmerk f. Deelkenmerk f. van conclusie 1 van het hulpverzoek luidt als volgt: [8]
a surfactant, selected from the group consisting of polysorbate 20 (Tween™20), polysorbate 40 (Tween™40), polysorbate 60 (Tween™60), polysorbate 65 (Tween ™65), polysorbate 80 (Tween™80), polysorbate 85 (Tween™85), Triton™ N-101, Triton™ X-100, oxtoxynol 40, nonoxynol-9, triethanolamine, triethanolamine polypeptide oleate, polyoxyethylene-660 hydroxystearate (PEG-15, Solutol H15), polyoxyethylene-35-ricinoleate (Cremophor EL™), soy lecithin or a poloxamer;and
anyone of claims 1 to 7any preceding claim, wherein the
formulation furthersurfactantcomprises polysorbate 80 (Tween™80).
surfactantaan conclusie 1 (kenmerk 1.f) en de introductie van gebruiksconclusies 15, 16 en 17. Met conclusie 15 wordt toevoeging van een tweede onafhankelijke conclusie aan het octrooischrift voorgesteld. In deze conclusie, wordt het gebruik van een formulering voor polysacharide-eiwitconjugaten volgens het octrooi zoals verleend geclaimd, derhalve zonder toevoeging van een
surfactant(vgl. kenmerk 1.f).
disclosure test’,ook wel de ‘gouden standaard’, gebruikt. Deze toets houdt in dat moet worden beoordeeld of de gemiddelde vakman als gevolg van een (voorgestelde) wijziging (hier: door middel van een hulpverzoek), technisch relevante informatie verschaft wordt, die hij met zijn algemene vakkennis, niet rechtstreeks en ondubbelzinnig, impliciet dan wel expliciet uit de oorspronkelijk ingediende aanvrage en, in dit geval tevens, uit de afgesplitste aanvrage, kan afleiden. Daarbij dient de gehele aanvrage in aanmerking te worden genomen. De ratio van dit geldigheidsbezwaar is dat de octrooihouder, in verband met de rechtszekerheid voor derden, zijn rechtspositie niet mag verbeteren door bescherming te claimen voor materie die niet is geopenbaard in de oorspronkelijke (en de afgesplitste) aanvrage. Deze (
diclosure) test geldt niet alleen voor toegevoegde materie, maar is ook de toets voor de vaststelling of sprake is van dezelfde uitvinding in verband met een beroep op prioriteit en, met enkele kanttekeningen, voor nieuwheid. [10]
de vakman
formulators will adopt a conservative approach to vaccine formulation” and refer to the following quote from Akers (Exhibit EP49): “
The best formulation strategy is to keep the formulation as simple as possible, to have a clear reason for including each additive, and, if possible, to use excipients that have previously been used in Food and Drug Administration (FDA)-approved formulations.” I generally agree with the sentiment (I discuss this in more detail at paragraphs 44 and 61 to 63 of my First UK Report) but I would qualify this by adding that the skilled vaccine formulator would wish to only use excipients that had previously been
de aanvragen
embodiments’) van formuleringen geopenbaard, die in zes corresponderende sets van conclusies uitmonden (zie 2.7). Slechts twee van die uitvoeringsvormen, de eerste en de derde, zien, net als het octrooi, op polysacharide-eiwitconjugaten. De andere uitvoeringsvormen zien op twee andere (groepen van) immunogenen: SCP (
embodiments2 en 4) en
N. meningitidis2086 (
embodiments5 en 6). Voor elk soort immunogeen zijn twee afzonderlijke uitvoeringsvormen beschreven die uitmonden in afzonderlijke conclusie-sets met steeds één hoofdconclusie. Voor polysacharide-eiwitconjugaten zijn dit de in hoofdconclusies 1 en 24 geclaimde uitvoeringsvormen, hieronder (nogmaals) weergegeven:
het stabiliseren vanpolysacharide-eiwitconjugaten. Deze formulering bevat (i) een buffer en (ii) een
surfactant. WO 665 bevat gelijkluidende conclusies met betrekking tot de andere immunogenen (hoofdconclusie 14 voor SCP en hoofdconclusie 37 voor
N. meningiditis2086).
de remming van silicone-geïnduceerde aggregatievan polysacharide-eiwitconjugaten. Deze formulering bevat (i) een buffer en (ii) een aluminiumzout. De vakman leest in de aanvrage dat het probleem van silicone-geïnduceerde aggregatie veelal optreedt ten gevolge van de vereiste aanwezigheid van silicone in de houdermiddelen van vaccins, zoals injectiespuiten. WO 665 bevat gelijkluidende conclusies met betrekking tot de andere immunogenen (conclusie 31 voor SCP en conclusie 40 met betrekking
tot N. meningiditis2086).
surfactant, als hulpstof aan de formulering worden toegevoegd en om de ‘remming van silicone-geïnduceerde aggregatie’ te verkrijgen een aluminium-zout.
embodiment(conclusies 24 t/m 27 in WO 665) in iets aangepaste en uitgebreidere vorm, gehandhaafd (zie 2.8 en 2.9). De hoofdconclusie van EP 679 A2, waarvan alle andere conclusies afhankelijk zijn, is hieronder herhaald:
N. meningiditis2086 zijn voor de afsplitste aanvrage niet relevant. De passages met betrekking daartoe zijn dan ook (grotendeels) verwijderd uit de beschrijving van het octrooi zoals verleend.
surfactant(conclusies 1 e.v.), maken geen onderdeel uit van de geclaimde conclusies volgens de afgesplitste aanvrage EP 679 A2. Wel is in twee onderconclusies van EP 679 A2 een specifiek
surfactant, namelijk
polysorbate 80 (Tween™80),onder bescherming gesteld (conclusies 8 en 9) in combinatie met het in de conclusies vervatte derde
embodiment. Dit was ook het geval in WO 665 (zie conclusie 26, weergegeven in 2.8). Conclusie 8 van EP 679 A2 die hier volledigheidshave nogmaals is opgenomen, luidt:
surfactantnog in een bepaalde concentratie-
rangegeclaimd.
kenmerk 1.f van de hulpverzoeken
surfactant) aan de formulering naast (i) een pH-gebufferde zoutoplossing en (ii) een aluminiumzout. [11] In het hoofdverzoek wordt, zoals gezegd, een
surfactantin algemene zin geclaimd, in het hulpverzoek is de claim beperkt tot een specifieke lijst
surfactants.
surfactant(kenmerk 1.f), een buffer (kenmerk 1.d) en een aluminiumzout (kenmerk 1.e) in één formulering om silicone-geïnduceerde aggregatie van pneumokokkenpeptide-bevattende (kenmerk 1.g) polysacharide-eiwitconjugaten te remmen (kenmerk 1.b).
surfactantmet een aluminiumzout. In de derde als basis ingeroepen passage, op pagina 5, staat, aan het slot van de beschrijving van de eerste uitvoeringsvorm:
described herein below’ wordt kennelijk verwezen naar de algemene definitie van
adjuvantsop pagina’s 19 en 20 van WO 665. Daar worden onder het kopje ‘
Adjuvants’, te midden van een opsomming van zeer veel voorbeelden van hulpstoffen, aluminium zouten genoemd (op pagina 20). Echter, de vakman die het octrooi leest, leert uit de geciteerde passage, het gehele octrooischrift in aanmerking nemend, expliciet noch impliciet, dat aan de
surfactant-bevattende formulering van de eerste uitvoeringsvorm - die dient ter stabilisering van de polysacharide-eiwitconjugaten - specifiek een aluminium-zout als hulpstof moet worden toegevoegd en dat door die toevoeging, de formulering (tevens) silicone-geïnduceerde aggregatie van de polysacharide-eiwitconjugaten remt, zoals kenmerk 1.b van conclusie 1 vereist. Ook begrijpt de vakman uit die passage niet dat de remmende werking op silicone-geïnduceerde aggregatie van polysacharide-eiwitconjugaten wordt bereikt door de combinatie van een
surfactanten een aluminimum zout (met een buffer) in dezelfde formulering, zoals in de hulpverzoeken geclaimd. De aanvragen zijn immers gericht op twee afzonderlijke uitvindingsgedachten, neergelegd in twee onderscheiden
embodiments; één in een formulering die een
surfactantbevat ter stabilisatie van een immunogeen, en de ander in een formulering met een aluminiumzout om silicone-geïnduceerde aggregatie tegen te gaan. Expliciete aanwijzingen voor de bedoelde combinatie ontbreken, en zijn door Wyeth ook niet gesteld. De vakman zal ook niet impliciet met gebruikmaking van zijn algemene vakkennis – die volgens de deskundigen van beide partijen juist terughoudendheid meebrengt bij het toevoegen van een extra (hulp)stof aan een vaccin-formulering - uit de aanvrage afleiden dat een
surfactant, een aluminiumzout en een buffer gecombineerd moeten worden om de gewenste remmende werking op silicone-geïnduceerde aggregatie te verkrijgen. Uit wat Wyeth’s deskundige verklaart, volgt veeleer dat de vakman zich juist zorgen zou maken dat bij een combinatie van een
surfactanten een aluminium-adjuvans de eerste stof de werking van de tweede nadelig zou kunnen beïnvloeden.
surfactantmet een aluminiumzout, leren de aanvragen de vakman niet dat dit een remmende werking heeft op silicone-geïnduceerde aggregatie. Wyeth heeft ook niet betoogd dat dit behoort tot zijn algemene vakkennis.
embodiments, zal de vakman uit de algemene bewoordingen van die passages niet duidelijk en ondubbelzinnig afleiden dat de remmende werking op silicone-geïnduceerde aggregatie van polysacharide-eiwitconjugaten behaald kan worden door de combinatie van een
surfactanten een aluminimum zout in dezelfde formulering.
polysorbate 80 (Tween™80)’als
furtheringrediënt kan worden toegevoegd. Niet in geschil is dat polysorbaat 80 een
surfactantis, en wel één van de
surfactantsgenoemd in kenmerk 1.f van het hulpverzoek. Wyeth heeft echter niet toegelicht wat de basis is voor het veralgemeniseren van deze specifieke
surfactantnaar oppervlakte-actieve stoffen in algemene zin dan wel andere specifieke oppervlakte-actieve stoffen. De vakman, die bij het formuleren van vaccins conservatief te werk gaat en zo min mogelijk hulpstoffen aan de formulering wil toevoegen, zal niet impliciet uit de aanvrage afleiden dat de toevoeging van polysorbaat 80 aan de hier relevante formulering, gelijk is te stellen aan de toevoeging van (andere) oppervlakte-actieve stoffen. Dit is te minder het geval wanneer er met Wyeth en haar deskundige vanuit wordt gegaan dat het gebruik van een
surfactantals hulpstof in een vaccin, met name ook een polysacharide eiwit-conjugatenvaccin, ten tijde van de aanvragen ongebruikelijk was. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de betreffende passage geen basis biedt voor de in conclusie 1 van het hoofdverzoek geclaimde
surfactantin algemene zin, noch voor de lijst
surfactantsuit het hulpverzoek, omdat dat een ongeoorloofde
intermediate generalisationzou zijn.
surfactantpolysorbaat 80, geldig te achten.
surfactantsilicone-geïnduceerde aggregatie van polysacharide-eiwitconjugaten kan remmen. Wat daar ook van zij, dit kan haar niet baten omdat die passages de vakman niet leren dat een
surfactantmet een aluminiumzout gecombineerd kan of moet worden om dat doel te bereiken.
embodimentsequivalenten zijn, heeft zij, wat daar ook van zij, niet, althans onvoldoende, toegelicht wat zij daarmee bedoelt.
surfactant) gecombineerd in één formulering, silicone-geïnduceerde aggregatie van pneumokokkenpolysacharide-eiwitconjugaten remmen. Die informatie kan hij, gebruik makend van zijn algemene vakkennis, niet rechtstreeks en ondubbelzinnig, impliciet dan wel expliciet uit de oorspronkelijk aanvragen afleiden, zodat sprake is van ongeoorloofde toegevoegde materie. De toevoeging van kenmerk 1.f aan conclusie 1 van EP 679 zoals verleend, kan het octrooi dan ook geen geldigheid verschaffen.
use of’)een formulering volgens conclusie 1 van EP 679 zoals verleend (derhalve zonder toevoeging van een
surfactant). Nu Wyeth niet gemotiveerd heeft betwist dat oorspronkelijke conclusie 1 nieuwheid ontbeert ten opzichte van WO 381, moet worden aangenomen dat die conclusie, die ziet op de formulering in een gesiliconiseerde houder, niet nieuw is ten opzichte van WO 381.
second-medical use, maar dat is hier niet aan de orde. Bovendien zal een vakman die WO 381 leest, met gebruikmaking van zijn algemene vakkennis begrijpen dat het de bedoeling is dat de daar geopenbaarde vaccin-formulering wordt gebruikt, zodat ook dat gebruik impliciet, maar duidelijk en ondubbelzinnig, geopenbaard wordt in dat document. Conclusie 15 is dan ook niet nieuw uitgaande van WO 381.