In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, zijn eisers, bestaande uit twee personen met V-nummers, in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben bezwaar gemaakt omdat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers op 16 oktober 2019 de Staatssecretaris in gebreke hebben gesteld, waarna de wettelijke beslistermijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepen gegrond zijn, omdat de Staatssecretaris te laat heeft beslist.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van samenhang tussen de aanvragen van de eisers, aangezien zij als familie gelijktijdig een aanvraag hebben ingediend. Hierdoor heeft de rechtbank besloten dat er in feite sprake is van één aanvraag, wat betekent dat er ook maar één dwangsom hoeft te worden betaald.
De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvragen van de eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers vergoed, vastgesteld op € 262,50, omdat zij juridische bijstand hebben ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is bekendgemaakt op 4 augustus 2020.