ECLI:NL:RBDHA:2019:7227
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 juli 2019 is de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als verweerder zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Italië zijn verdragsverplichtingen ten opzichte van asielzoekers nakomt. Eiser heeft echter betoogd dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Italië, waardoor dit beginsel niet meer kan worden gehanteerd. Hij verwijst naar verschillende rapporten en uitspraken die deze tekortkomingen onderbouwen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat Italië nog steeds aan zijn verplichtingen voldoet en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser niet adequaat zal worden opgevangen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij is opgemerkt dat eiser zelf heeft verklaard dat hij voor zijn komst naar Nederland opvang in Italië had en deze zelf heeft verlaten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.