In deze zaak vordert eiser, [eiser], schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde], op grond van bestuurdersaansprakelijkheid na het faillissement van de aannemer, [X B.V.]. De rechtbank Den Haag heeft op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin de aansprakelijkheid van [gedaagde] als bestuurder van [X B.V.] centraal staat. Eiser stelt dat [gedaagde] wist of had moeten weten dat [X B.V.] haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst niet zou kunnen nakomen, en dat hij eiser heeft aangespoord om betalingen te verrichten terwijl hij op de hoogte was van de financiële problemen van de vennootschap. De rechtbank overweegt dat, hoewel de hoofdregel is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor schade die voortvloeit uit een tekortkoming, er onder bepaalde omstandigheden ook persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder kan bestaan. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] niet persoonlijk aansprakelijk is, omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de overeenkomst wist of had moeten begrijpen dat [X B.V.] haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.