3.1.1.Het gaat in deze zaak om het volgende:
[appellante] exploiteert een straal- en conserveringsbedrijf dat zich bezighoudt met onder andere de oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal.
[geïntimeerde] is enig bestuurder van D.A.B. Aannemersbedrijf B.V. (verder: DAB), een bedrijf dat zich bezig hield met het aannemen van bouwprojecten in burgerlijke en utiliteitsbouw alsmede grond-, weg- en waterbouw. De aandelen in DAB werden (indirect) gehouden door [geïntimeerde] Beheer [vestigingsplaats] B.V. (verder: [geïntimeerde] Beheer).
DAB is op 20 november 2012 op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard.
Machinefabriek [Machinefabriek] [vestigingsplaats] B.V. (verder: [Machinefabriek] ) heeft in 2012 van de gemeente [vestigingsplaats] opdracht verkregen tot het uitvoeren van werkzaamheden aan de [project] te [vestigingsplaats] . [Machinefabriek] heeft DAB als onderaannemer opdracht gegeven om de bouwkundige werkzaamheden op zich te nemen. DAB heeft zich voor de uitvoering van een gedeelte van die werkzaamheden (het affrezen van het wegdek en het aanbrengen van een antisliplaag) tot [appellante] gewend.
[appellante] heeft in mei 2012 een offerte van voormelde werkzaamheden uitgebracht. In die offerte werd uitgegaan van 250 m2 te bewerken wegdek. Geoffreerd werd een prijs van € 23.750,= excl. btw (€ 95,= per m2) (bijlage 2 inl. dagv.).
Op 6 juni 2012 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de gemeente [vestigingsplaats] , [Machinefabriek] en [geïntimeerde] (DAB). Door DAB is vervolgens bij email van 11 juni 2012 (prod. 4 cva) aan [Machinefabriek] een aangepaste offerte toegezonden, waarin de in mei 2012 door [appellante] aan DAB geoffreerde werkzaamheden zijn teruggebracht tot 170 m2.
Op 11 juli 2012 heeft tussen de gemeente [vestigingsplaats] , [Machinefabriek] en DAB een zogenaamd startoverleg plaatsgevonden. Blijkens het verslag van die bijeenkomst (prod. 5 cva) zouden op korte termijn (na de bouwvakvakantie) afspraken voor de planning worden gemaakt. De werkzaamheden zijn vervolgens eind augustus 2012 van start gegaan. [appellante] is op 5 september 2007 met de door haar te verrichten werkzaamheden begonnen en heeft die werkzaamheden met het aanbrengen van de slijtlaag op 17, 18 en 19 september 2012 afgerond.
[appellante] heeft haar werkzaamheden bij factuur van 8 oktober 2012 (bijlage 3 inl. dagv.) aan DAB in rekening gebracht (170 m2, € 16.150,= excl. btw, € 19.541,50 incl. btw), te betalen binnen 30 dagen na factuurdatum. DAB heeft de factuur onbetaald gelaten.
In het faillissementsverslag (verslag nr. 4 d.d. 3 juli 2014, bijlage 12 mvg) rapporteert de curator in het faillissement van DAB onder meer:
“(..)1.2 Winst en verlies:2010: € 63.518 na belastingen2011: -/- € 157.149 na belastingen2012: -/- € 586.877 na belastingen(..)3.5 Beschrijving: gefailleerde huurde de benodigde machines, inventaris en vervoersmiddelen. De betreffende activa werden in 2010/2011 verkocht door gefailleerde aan [geïntimeerde] Beheer [vestigingsplaats] B.V. zo zegt een aan de curator overgelegde koopovereenkomst. De koopprijs werd verrekend. (..)7.3 (..)Bij de laatste jaarrekening, die over 2011, merkt de accountant op dat de orderportefeuille bij het uitbrengen van de jaarrekening (mei 2012) vrijwel leeg is. Tezamen met het verlies over 2011 ad € 157.149 en het feit dat de kortlopende schulden de vlottende activa overstijgen met € 114.772 leidt dit tot de conclusie van de accountant dat er sprake is van onzekerheid van materieel belang op grond waarvan gerede twijfel zou kunnen bestaan over de continuïteit van de vennootschap.(..) ”In het verslag is verder vermeld dat ten tijde van het faillissement 9 personen in dienst waren, eenzelfde aantal als in het jaar daarvoor.
In de aanhef van het voormeld faillissementsverslag is verder onder meer vermeld:
“Omzetgegevens2010 : € 2.778.2292011 : € 1.908.3592012 : € 541.174”
Bij brief van 24 mei 2013 (bijlage 4 inl. dagv.) heeft de advocaat van [appellante] namens [appellante] [geïntimeerde] in persoon aansprakelijk gesteld voor de schade die [appellante] heeft geleden en eventueel nog zal lijden ten gevolge van het feit dat DAB haar verplichtingen uit de door haar aan [appellante] verstrekte opdracht niet is nagekomen. [appellante] verwijt [geïntimeerde] onrechtmatig handelen doordat hij als bestuurder van DAB de opdracht aan [appellante] heeft verstrekt terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat DAB aan haar verplichtingen uit de overeenkomst niet zou kunnen voldoen.