Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.ZURICH INSURANCE PUBLIC LIMITED COMPANY,
VIALIS B.V.,
1.De procedure
- het verzoekschrift,
- het verweerschrift,
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 december 2018,
2.De feiten
3.Het geschil
- primair voor recht verklaart dat een condicio sine qua non-verband ontbreekt tussen enerzijds de transitievergoeding van € 77.000 bruto (€ 36.960 netto) die hij van Vialis heeft ontvangen en anderzijds het ongeval en dat daardoor deze transitievergoeding volledig buiten beschouwing dient te blijven bij de bepaling van de hoogte van de schade die Zürich namens Vialis aan [verzoeker] dient te vergoeden ter zake het ongeval,
- subsidiair voor recht verklaart dat het niet redelijk is om de transitievergoeding van
€ 77.000 bruto (€ 36.960 netto) die hij van Vialis heeft ontvangen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, in mindering te brengen op de schadevergoeding die Zürich namens Vialis aan [verzoeker] dient te vergoeden ter zake het ongeval,
en Zürich te veroordelen in de kosten van het geding conform de in het geding gebrachte begroting.
- De initiële ziekmelding als gevolg van het ongeval heeft niet geleid tot beëindiging van het dienstverband en er zijn reorganisaties geweest; het is niet uitgesloten dat het dienstverband ook zonder het ongeval was beëindigd en dat [verzoeker] een transitievergoeding ontvangen had;
- De omvang van de schade van de schade van [verzoeker] is niet verminderd door de ontvangst van de transitievergoeding, noch is sprake van voordeel dat verrekend moet worden. In dit geval is het niet redelijk om de transitievergoeding te betrekken in de schadeafwikkeling. Er is sprake van een eenmalige uitkering, gerelateerd aan de duur van het dienstverband en ongeacht of inkomensschade wordt geleden. De aansprakelijkheidsverzekeraar mag niet profiteren van een verrekening. Werkgevers kunnen in het verleden betaalde transitievergoedingen verhalen op het UWV en het UWV heeft geen verhaalsrecht op de aansprakelijke partij. De transitievergoeding heeft een immaterieel karakter. Vialis heeft bewust gekozen voor beëindiging, terwijl zij op de hoogte was van de schadevergoedingsverplichting van Zürich tegenover [verzoeker] . De loonstrook van [verzoeker] is niet beslissend voor de omvang van de schadevergoedingsverplichting van Zürich, vergelijk een vergoeding voor niet genoten vakantiedagen en een uitkering uit hoofde van een ongevallenverzekering, die op loonstroken worden vermeld en niet worden meegenomen in de schadeafwikkeling. Bovendien is de transitievergoeding een forfaitaire vergoeding die ook verschuldigd is indien niet of nauwelijks sprake is van schade of inkomensverlies.
- De gevolgen van [verzoeker] vanwege het ongeval zijn zowel fysiek als psychisch groot. Onder meer heeft het ongeval geleid tot een echtscheiding.
4.De beoordeling
Rechtspraktijk onder 7:681 BW (oud)4.20. Volgens vaste rechtspraak onder 7:681 BW (oud) staat het de rechtbank vrij in de procedure betreffende de aansprakelijkheid van de werkgever 7:658 BW rekening te houden met de op grond van artikel 7:681 BW (oud) toe te kennen schadevergoeding en vise versa (de zogenoemde Baijingsjurisprudentie, Hoge Raad 24 oktober 1997, ECLI:NL:PHR:1997:AM1905, en daarop volgende arresten, waaronder, voor zover hier van belang Hoge Raad 11 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI6323). Beide schadevergoedingen konden zien op dezelfde schade, namelijk inkomensverlies in de periode na het ontslag. In het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen, rechtvaardigt het vervallen van de schadevergoeding op grond van artikel 7:681 BW (oud) niet de conclusie dat er geen ruimte is voor verrekening van de transitievergoeding met de door de werkgever op de voet van artikel 7:658 BW te vergoeden schade. Voor een ‘breuk’ met de wijze van schadeafwikkeling onder het oude recht in dit opzicht vanwege de inwerkingtreding van de Wwz ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. De rechtspraktijk onder het oude recht pleit er derhalve ook voor de transitievergoeding te betrekken in de schadeafwikkeling.
4.28. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de kosten van de procedure ook voor vergoeding in aanmerking kunnen komen in geval van afwijzing van het verzoek. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval van laatstgenoemde situatie geen sprake is. De rechtbank zal dan ook overgaan tot begroting van de kosten.