5.7Ten aanzien van de verwijzing van eiser naar meerdere uitspraken van buitenlandse rechters, constateert de rechtbank dat de Afdeling in haar uitspraak van 19 december 2018 de door eiser genoemde uitspraak van het Tribunal administratif du Grand-Duché de Luxembourg van 10 juli 2018 heeft betrokken. Nu de overige uitspraken van buitenlandse rechters, zoals van het Franse Tribunal van 21 oktober 2018, van eenzelfde strekking zijn, brengen die uitspraken de rechtbank niet tot een andere conclusie, zoals hiervoor overwogen.
6. Gelet op de inhoud van het bestreden besluit en het daarna gevoerde (schriftelijke en mondelinge) verweer van verweerder, in het licht bezien van de door eiser ingebrachte informatie, is de rechtbank, anders dan door eiser is betoogd, daarnaast van oordeel dat verweerder bij de door hem verrichte beoordeling niet is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht en verplichting tot samenwerking met de asielzoeker. Op basis van de beschikbare informatie is, zoals is toegelicht door verweerder ter zitting, beoordeeld of ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Gelet op al het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er geen sterke aanwijzingen zijn dat er in Italië na overdracht sprake is van een met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling, die maken dat de bewijslast (volledig) naar verweerder verschuift, althans waardoor verweerder op grond van zijn onderzoeks- en samenwerkingsplicht gehouden is meer onderzoek te verrichten (zoals het verrichten van onderzoeken in Italië of bij de Italiaanse consul) dan hij heeft gedaan.
7. Verweerder heeft zich, gelet op alle voorgaande overwegingen, ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser zich bij voorkomende problemen in Italië (bijvoorbeeld vanwege discriminatie) kan wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten van Italië dan wel geëigende instanties en dat niet is gebleken dat de Italiaanse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden
8. Eiser heeft voorts naar voren gebracht dat hij vanwege zijn medische problematiek, te weten zijn handicap aan zijn rechterbeen, doofheid aan het linkeroor en zijn psychische problemen, als kwetsbaar aangemerkt dient te worden op grond van artikel 21 van de Opvangrichtlijn, de Werkinstructie 2015/8 en het arrest Tarakhel. In dat arrest is verwezen naar het arrest Popov tegen Frankrijk van 19 januari 2012 (ECLI:CE:ECHR:2012:0119JUD003947207), waarin aansluiting is gezocht bij de definitie van kwetsbare personen in Richtlijn 2003/9 van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten. In artikel 21 van deze Richtlijn is uitputtend bepaald dat met kwetsbare personen wordt gedoeld op minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, bejaarden, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen en personen die gefolterd of verkracht zijn of andere ernstige vormen van psychisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan. Verweerder dient, gelet op eisers kwetsbaarheid, aanvullende garanties te verkrijgen alvorens hem over te dragen aan Italië.