3.4.2De verweten gedragingen
De verdachte worden diverse feitelijke gedragingen verweten. Deze zou hij hebben verricht met het oogmerk om een terroristisch misdrijf te plegen, te weten een terroristische aanslag op [slachtoffer] .
De rechtbank zal hieronder eerst beoordelen of de feitelijke gedragingen, zoals deze aan de verdachte onder 1 zijn ten laste gelegd, wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Indien dit het geval is, zal de rechtbank aansluitend beoordelen met welk oogmerk de verdachte de bewezenverklaarde gedragingen heeft verricht.
De beoordeling van de in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedragingen
Gedragingen onder 2e, 3e en 4e gedachtestreepje
Hoewel de gedragingen genoemd onder het 2e, 3e en 4e gedachtestreepje niet worden betwist, zijn deze verricht in Frankrijk en niet, zoals ten laste gelegd, in Nederland. Om die reden zal de verdachte van deze drie onderdelen worden vrijgesproken
‘middels het posten van een video op internet om financiële hulp en/of onderdak voor zijn missie gevraagd om “die hond, die onbeschaafde naar de hel te sturen”’
Nadat de verdachte de video op Facebook heeft geplaatst, heeft hij veel reacties ontvangen. Op een aantal hiervan heeft de verdachte gereageerd. Hij heeft daarbij onder meer gevraagd om financiële hulp en onderdak, zoals bijvoorbeeld op 27 augustus 2018 in chatgesprekken met [naam 2] (chat 431) en met [naam 3] (chat 439).De verdachte heeft ook verklaard dat hij geld en woonruimte nodig had.
De rechtbank acht dit onderdeel dan ook wettig en overtuigend bewezen.
‘spullen voor zijn missie aangeschaft en/of vervolgens verborgen’
In het eerdergenoemde gesprek met [naam 3] (chat 439) zegt de verdachte ook het volgende:
“Daarnaast heb ik bepaalde spullen meegenomen. Ik kan met die spullen niet rondlopen. Zonder die spullen zal mijn missie niet compleet zijn.”
In een audiobericht van 27 augustus 2018 (audiobericht 815) zegt de verdachte dat hij iemand zoekt die ‘alleen zijn bagage in bewaring kan nemen’.
Bovendien zegt de verdachte in zijn video dat hij ‘alles wat hij nodig heeft, heeft gekocht’.
Vast staat dat de verdachte tot en met 27 augustus 2018 nog in het bezit was van een grote rugtas en dat hij die bij zijn aanhouding niet meer bij zich had. Hij heeft daarvoor een verklaring gegeven, die aantoonbaar niet klopt en derhalve niet aannemelijk is.
Gelet hierop acht de rechtbank ook dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
‘inlichtingen ingewonnen en/of zich laten informeren over waar de cartoonwedstrijd werd gehouden en/of hoe de Tweede Kamer is ingedeeld en/of wie de voorzitter van de Tweede Kamer is’
Op de telefoon van de verdachte is informatie aangetroffen over het Nederlandse parlement, met daarbij ook de naam van de voorzitter van de Tweede Kamer.
De rechtbank acht hiermee ook dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
De overige ten laste gelegde feitelijke gedragingen
De overigens ten laste gelegde feitelijke gedragingen kunnen wettig en overtuigend worden bewezen reeds op grond van de hiervoor onder 3.1 vastgestelde feiten en omstandigheden.
Tussenconclusie verweten handelingen
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten is verwezen, is de rechtbank van oordeel dat alle feitelijke gedragingen, zoals deze zijn ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.4.3Het oogmerk van de verdachte
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden met welk
oogmerkde verdachte deze gedragingen heeft verricht. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op basis van de aard en inhoud van de video van de verdachte, en in het bijzonder zijn mededeling in die video dat hij [slachtoffer] ‘naar de hel wil sturen’, kan zijn bedoeling naar het oordeel van de rechtbank maar op één manier worden uitgelegd: de verdachte was van plan om [slachtoffer] te vermoorden.
WhatsApp- en Facebook-gesprekken
Dàt de verdachte [slachtoffer] wilde vermoorden, vindt eveneens steun in gesprekken die de verdachte op WhatsApp heeft gevoerd:
Chat 446: 25 augustus 2018 met [naam 4]
02:24:02 verdachte:
Vandaag zal ik naar Holland gaan.
02:24:23 verdachte:
U moet voor mij bidden dat Allah mij, in mijn doel, succes gaat geven.
02:25:44 verdachte:
Als ik hem tegenkom, dan zal ik de hond, van zijn leven beroven.
02:26:32 [naam 4] :
Goed, u bent een gelukkige persoon, broer. Als ik ook deze kans krijg, Dan zou ik die hond gaan zoeken en daarna hem doden.
02:27:12 verdachte:
Met Gods wil. God weet wat wij in onze harten hebben.
Chat 443: 26 augustus 2018 met [naam 5] uit Dinga stad
10:11:53 uur audiobericht verdachte:
(…) Met de zegenen van Allah, ik wil nu naar die gebied gaan waar al de parlementairen wonen. Met Gods wil, wanneer ik daar ben, zal ik eerst voor mij een woonruimte regelen. Daarna zal ik langzaam proberen om die persoon te zoeken. U hoeft maar over een ding te informeren, op welke dag worden de cartoons tentoongesteld?
10:12:53 uur audiobericht verdachte:
(…) elk ding, wat er ook is, moet u mij langzaam (een voor een) sturen. Ten tweede, er is nog iets, oké, verder ik moest een paar dingen nemen/kopen, die dingen heb ik al genomen. Met Gods wil, Allah zal mij met succes belonen.
10:15:31 uur audiobericht verdachte:
(…) Met Gods wil, als ik zelf met hem moet vliegen/opgeblazen worden, dan zal ik ook vliegen (…) Maar wij zullen pas terugkomen wanneer wij iets gedaan hebben. Anders zullen wij niet terugkomen. (…) Met Gods wil, ik zal hem niet hoger laten gaan (tolk: niet laten ontkomen)
17:37:42 uur verdachte:
stuurt een afbeelding van een routebeschrijving naar Binnenhof.
17:41:01 uur verdachte:
Broer, alle honden van de parlement zijn hier, de media ook.
17:41:43 uur verdachte:
Allah zal mij toch ooit (tolk: met [slachtoffer] ] laten ontmoeten, met Gods wil.
17:42:06 uur [naam 5] :
Met Gods wil.
Chat 516: 27 augustus 2018 met [naam 8]
11:28:12 uur audiobericht [naam 8] :
voordat u die verdoemde persoon gaat doden, moet u eerst alle data van uw mobiele telefoon blokkeren/verwijderen.
11:29:08 uur audiobericht [naam 8] :
Ten tweede, als u een ander soort steun nodig hebt. Ik heb geen middelen anders had ik u ook financieel geholpen. U kunt mij een procedure vertellen, hoe kan iets aan u geleverd worden.
11:33:36 uur verdachte:
Ik dank u wel [naam 8] broer (…) Ik heb uw bericht helemaal beluisterd. Ik ben heel erg blij mee. (…) Ik heb uw Whatsapp, dat heb ik overal… als ik nog in leven ben. Met Gods wil, ik bid dat ik alle opvolgers van Muhammad niet teleur zal stellen. Ik en alleen ik… die persoon, wij zitten op een korte afstand. Met Gods wil, wanneer er ook… het gebouw, waar de tentoonstelling plaats zal vinden, ik blijf op een plek vijf a zes minuten afstand van daar. Met Gods wil, ik beloof jullie allemaal, hij zal alleen tot dat moment in leven zal blijven tot ik hem tegen ben gekomen. Wanneer ik hem tegen ben gekomen, dan zal ik alle belemmeringen van de wereld doorbreken. Alles wat tegen mijn missie zal komen, zal ik in brand steken… zal vernietigen. Ik zal alles op de profeet (ere woorden) opofferen. (…) Ik wil deze video tot een bepaalde persoon brengen. (…) Er is één persoon in mijn hoofd, naar wie ik mijn video wil brengen. Ik kan zijn naam niet noemen. Ik hoop dat door het delen van deze video die persoon ook deze video zal ontvangen en die persoon mij zal helpen.
Chat 431: 27 augustus 2018 met [naam 2]
10:47:47-10:50:34 uur [naam 2] : (…)
[verdachte] broer, ik heb uw video op facebook gezien. Vertelt u mij, wat voor een hulp hebt u nodig? (…)
10:52:56 uur verdachte:
Ik heb financiële hulp heel hard nodig.
10:53:39-10:56:01 uur [naam 2] :
Dat zal met Gods wil lukken. Wat is uw doel? Wat gaat u doen wanneer u daar bent? Vertel het maar of u de belediger wilt doden.
10:59:25-10:59:48 uur verdachte:
Broer, voor wat anders ben ik dan hier gekomen? Hij is geen kleine/onbelangrijke persoon hier.
Chat 439: 27 augustus 2018 met [naam 3]
10:53:36 uur audiobericht [naam 3] :
(…) Mijn broer, ik heb uw video volledig geluisterd. (…) U bent een gelukkige persoon. (…) Allah heeft u een kans gegeven. (…)
11:04:03 uur audiobericht verdachte:
(…) Met Gods wil, deze aanmoedigingen zullen mij naar mijn doel brengen. Ik zal proberen om de moslimbevolking niet teleur te stellen. Het is mogelijk…die persoon zou een goede geluk hebben, wiens handen deze klus zullen verrichten. (…) Ik ben op zoek naar iemand. Het is best mogelijk dat ik die persoon zal vinden en dat ik samen met hem mijn missie zal voltooien. Net zolang ik leef, mijn leven is nu alleen maar voor dit doel bestemd. Voor dit doel zal ik mijn hele leven beschikbaar stellen. (…).
11:14:00 uur audiobericht verdachte: (…)
Daarnaast heb ik bepaalde spullen meegenomen. Ik kan met die spullen niet rondlopen. Zonder die spullen zal mijn missie niet compleet zijn. (…)
11:23:23 uur audiobericht verdachte:
(…) U, ik, de belediger, wij allemaal zijn door hem geschapen. Hij heeft alle mensen hun grenzen gegeven. Hij wil zien hoe ver die persoon kan rennen. Op een bepaalde dag gaat hij (God) ingrijpen. Die persoon heeft al zo ver gerend. Met Gods wil, wij ook... kijk... Ik ben hier. Het is mogelijk dat er heel veel andere broers
net als ik, ook hier zijn, die ook met hetzelfde doel vertrokken zijn. Ik weet niet aan wie Allah deze eer zal geven, wie de gelukkige handen zou hebben. Wie die gelukkige persoon zou zijn die deze klus gaat verrichten. Maar uw broer ( [verdachte] ) is hier. Net zolang uw broer leeft, hij zal blijven proberen en niet zal stoppen. Ik ben aan het proberen. Niet alleen proberen, ik geloof zo goed op mijn Allah dat hij mij altijd succes zal geven. Dat heeft hij voor mij gedaan en hij zal dat voor mij doen.
Dat de verdachte [slachtoffer] wilde vermoorden, vindt voorts steun in gesprekken die de verdachte op Facebook heeft gevoerd:
Chat 597: 27 augustus 2018 met [naam 6]
11:16:23 uur [naam 6] :
Broer, de heilige Allah zal u succes geven.
11:16:43 uur verdachte:
Amen.
11:17:15 uur [naam 6] :
[verdachte] broer, alle hulp die u van mij nodig heeft, zult u die van mij krijgen.
11:18:01 uur audiobericht [naam 6] :
[verdachte] broer, God zij dank, u hebt helemaal gelijk in uw emoties/gevoelens. Wij moeten toch iets voor de volgers (van Muhammad) doen. Hij heeft de profeet beledigd. Degene die deze daad heeft verricht, moet tot zijn einde gebracht worden. [verdachte] broer, welke hulp u er ook van mij nodig hebt, ik ben uw broer, ik sta klaar van u.
11:18:58 uur verdachte:
U moet dit nu gelijk delen. Op Voice up, IMO, Facebook en alle plekken delen.
11:19:43 uur [naam 6] :
Ja broer, wij zullen dit zeker delen. [verdachte] broer, ik heb dit naar mijn alle vrienden verzonden.
11:27:04 uur verdachte:
Ik dank u mijn broer. Ik wens u gezondheid.
Chat 517: 27 augustus 2018 met [naam 7]
11:52:12-11:52:29 uur [naam 7] :
(…) U moet hem onthoofden.
11:52:34 uur verdachte:
Dat zal ik doen/met Gods wil.
De rechtbank concludeert dat de verdachte in de hierboven weergegeven gesprekken op verschillende momenten, en ook nog voordat hij in Nederland is, zegt dat hij [slachtoffer] wil doden.
Duidingsrapporten en gesprekken vanuit de penitentiaire inrichting
In de duidingsrapporten is hetgeen de verdachte in zijn video zegt geanalyseerd. De deskundigen concluderen dat de verdachte een missie/doel heeft om [slachtoffer] te doden. De verdachte heeft een onvoorwaardelijke liefde voor de profeet Mohammed, die door [slachtoffer] wordt beledigd. Demonstraties hebben geen zin en de verdachte wil zijn leven geven om de belediging te stoppen en [slachtoffer] te doden.
In de gesprekken vanuit de penitentiaire inrichting zegt de verdachte meermalen dat zijn ‘missie’ nog niet is volbracht en dat men moet bidden dat Allah hem in zijn doel succes zal geven. Hij zegt dit op 9 oktober 2018, 23 oktober 2018, 2, 3 en 4 november 2018, 13, 14, 17, 19, 21 en 22 november 2018, 30 november 2018en 21 december 2018,
dit terwijl hij al op 9 oktober 2018 wist dat dat de cartoonwedstrijd was afgelast.
De rechtbank concludeert hieruit dat de ‘missie’ van de verdachte klaarblijkelijk niet (alleen) bestond uit het voorkomen van de cartoonwedstrijd.
Daarnaast noemt de verdachte zichzelf op 24 november 2018 in een gesprek met zijn moeder een ‘ [naam 9] ’.De verdachte zegt in dit gesprek dat er vier [naam 9] ’s zijn. De eerste is [naam 10] (de moordenaar van [naam 11] ). De tweede is [naam 12] (die volgens de verdachte op verzoek van [naam 10] ook iemand heeft vermoord). De derde is [naam 13] , de moordenaar van [naam 14] , die samen met de verdachte in de penitentiaire inrichting in Vught zit. De vierde [naam 9] is hijzelf.
Bij de vertaling van dit gesprek heeft de tolk opgemerkt dat een [naam 9] ‘een strijder voor de Islam of iemand die levend uit de jihad komt’, is. Bovendien stelt de rechtbank vast dat de verdachte zichzelf op één lijn stelt met drie andere personen, die allen iemand hebben gedood vanwege het beledigen van de profeet Mohammed.
Verdere beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat hij enkel naar Nederland is gekomen om te demonstreren tegen de cartoonwedstrijd. Het was zijn doel om de cartoonwedstrijd te doen stoppen. Dit is echter in strijd met alle bovenvermelde bewijsmiddelen waaruit blijkt dat de verdachte [slachtoffer] wilde doden en nog steeds succes in zijn doel wilde hebben, ook nadat hij wist dat de cartoonwedstrijd was afgelast.
Dat de verdachte enkel wilde demonstreren wordt weliswaar bevestigd door de verklaring van [naam 15] , maar de rechtbank acht deze verklaring onbetrouwbaar. [naam 15] is een neef van de verdachte en uit de opgenomen gesprekken die de verdachte vanuit de penitentiaire inrichting met hem heeft gevoerd, volgt dat zij hebben gesproken over de inhoud van de verklaringen: [naam 15] moest van de verdachte benadrukken dat het ging om protesteren.
Daarnaast heeft de verdachte op 21 augustus 2018 een video op Facebook geplaatst waarin hij spreekt over posters en zegt hij op 22 augustus 2018 in een chatgesprek op WhatsApp dat hij naar Nederland gaat om te protesteren. De rechtbank acht deze twee uitspraken eveneens onvoldoende als steun voor de verklaring van de verdachte. Deze zijn beide gedaan voordat de verdachte op 25 augustus 2018 naar Nederland is afgereisd. Bovendien zegt hij eveneens op 25 augustus 2018 (in de hierboven weergegeven chat 446) dat hij naar Nederland gaat om ‘die hond’ van zijn leven te beroven. Bij de verdachte zijn overigens
ook geen posters (of ander materiaal om mee te protesteren of demonstreren) aangetroffen, en evenmin blijkt uit enig bewijsmiddel dat hij deze heeft gehad of heeft geprobeerd te krijgen.
In het dossier bevinden zich bovendien vele honderden berichten die tussen de verdachte en anderen zijn verzonden, waaronder een groot aantal waarin wordt gereageerd op verdachtes video van 27 augustus 2018. In al die gesprekken wordt niet gerefereerd aan protesteren. Deze gesprekken ontlasten de verdachte dus niet. In zijn reacties weerspreekt de verdachte nergens dat hij in Nederland is om [slachtoffer] te vermoorden. Steker nog, in zijn video zegt de verdachte juist dat demonstreren geen nut heeft.
Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij wilde dat zijn video een bepaalde persoon zou bereiken. Deze persoon zou een groot geldbedrag hebben uitgeloofd aan de persoon die [slachtoffer] zou onthoofden. De rechtbank begrijpt hieruit dat dit de onder 3.1 genoemde Pakistaanse cricketspeler is. De verdachte heeft verklaard dat hij hem wilde bereiken zodat hij van hem hulp kon krijgen om te demonstreren, maar in het licht van al het voorgaande vindt de rechtbank dat volstrekt ongeloofwaardig.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij in de video ‘uit emotie’ heeft gezegd dat hij [slachtoffer] naar de hel wilde sturen. Hij had slecht geslapen, hij had honger en dorst en was ook bang. In die situatie heeft hij de video opgenomen en de dingen daarin gezegd. De rechtbank heeft geconstateerd dat de verdachte op de video rustig en onverstoorbaar in de camera kijkt en spreekt. Daarnaast heeft de verdachte, zoals hiervoor onder de WhatsApp-gesprekken is weergegeven, al op 25 en 26 augustus 2018 en dus vóór het plaatsen van de video, gezegd dat hij [slachtoffer] wilde vermoorden.
De verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij slechts sociaal wenselijke antwoorden heeft gegeven in de gesprekken waarin hij sprak over het vermoorden van [slachtoffer] . Op deze manier wilde hij geld krijgen voor zijn demonstratie. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig, mede gelet op het gesprek dat de verdachte op 27 augustus 2018 met [naam 8] had (chat 516). Dit gesprek is hiervoor onder de WhatsApp-gesprekken weergegeven. Hierin zegt [naam 8] dat hij de verdachte niet financieel kan helpen. Toch zegt de verdachte tegen hem onder meer “
Ik dank u wel [naam 8] broer (…) Ik heb uw bericht helemaal beluisterd. Ik ben heel erg blij mee. (…) Met Gods wil, ik beloof jullie allemaal, hij zal alleen tot dat moment in leven zal blijven tot ik hem tegen ben gekomen.”
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij enkel naar Nederland is gekomen om te demonstreren tegen de cartoonwedstrijd gelet op het voorgaande volstrekt ongeloofwaardig.
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande het volgende:
De verdachte is vanuit Frankrijk naar Nederland gereisd met een doel/missie.
De verdachte heeft meerdere malen gezegd dat hij [slachtoffer] wilde vermoorden.
De verdachte heeft nog steeds een missie nadat de cartoonwedstrijd al is afgelast.
De verdachte stelt zichzelf gelijk aan drie [naam 9] ’s die iemand hebben gedood vanwege het beledigen van de profeet Mohammed.
De gedragingen van de verdachte passen bij zijn plan om naar Nederland te komen om [slachtoffer] te vermoorden. Hij was bezig met de voorbereiding van de uitvoering van dit plan.
Tussenconclusie oogmerk van de verdachte en voorbereiding
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had om [slachtoffer] te vermoorden en dat hij de bewezen te verklaren feitelijke gedragingen heeft verricht ter voorbereiding van moord op [slachtoffer] . In het dossier bevindt zich onvoldoende wettig bewijs dat de verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd, zodat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onderdeel ‘medeplegen’.
3.4.4Terroristisch oogmerk?
Hiervoor heeft de rechtbank overwogen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van moord op [slachtoffer] . De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de moord die hij wilde plegen, zou worden begaan met een terroristisch oogmerk.
Juridisch kader
In artikel 83a Sr staat wat onder terroristisch oogmerk moet worden verstaan. Het komt erop neer dat het oogmerk van de verdachte erop moet zijn gericht om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid/internationale organisatie te dwingen iets te doen, te dulden of na te laten, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land/internationale organisatie te ontwrichten of te vernietigen.
Hierbij staat voorop dat een terroristisch oogmerk niet hetzelfde is als iemands ideologische of religieuze motief of einddoel. Het gaat namelijk niet om de vraag
waaromde daad wordt gepleegd, maar om wat de verdachte met zijn daad concreet wilde bereiken.
Feiten en omstandigheden
Vast staat dat de verdachte van plan was om een moord te plegen op [slachtoffer] , lijsttrekker en fractievoorzitter van een politieke partij die is vertegenwoordigd in het parlement. De verdachte wist dat [slachtoffer] een prominent Nederlands politicus is. Zo zegt hij in een WhatsApp-bericht van 28 augustus 2018:
‘Hij is geen kleine/onbelangrijke persoon hier’en:
‘Ja, ik heb gehoord dat zijn partij de tweede grootste politieke partij is’.
De verdachte wenste [slachtoffer] van het leven te beroven vanwege de cartoonwedstrijd die deze zou gaan houden in het parlement. De rechtbank begrijpt uit de uitlatingen van de verdachte dat zijn doel tweeledig was: hij wilde de belediging van de profeet Mohammed vergelden, en de tentoonstelling verhinderen.
Met het oog hierop wilde de verdachte naar de plek van de cartoonwedstrijd gaan. In zijn video van 27 augustus 2018 zegt hij immers:
‘Als Allah het wil(…)
zullen deze mensen geen kans krijgen om dit te doen. Nu ben ik in Nederland: ik ben op vijf minuten afstand van de locatie, het parlementsgebouw waar zij de tentoonstelling(De rechtbank begrijpt: de cartoonwedstrijd)
gaan houden.’En in een WhatsApp-bericht van 28 augustus 2018 zegt de verdachte:
‘Ik ben op 15 minuten afstand van het Parlement huis. Ik zal die(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )
toch ooit ontmoeten. Met Gods wil’.Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer] op de plek van de cartoonwedstrijd in één van de parlementsgebouwen van het leven wilde beroven.
Conclusie
De verdachte was van plan [slachtoffer] , een bekend politicus, te vermoorden vanwege een door hem georganiseerde cartoonwedstrijd in één van de parlementsgebouwen. Hij wilde hiermee concreet bereiken dat de belediging van de profeet Mohammed zou worden vergolden en dat de cartoonwedstrijd niet (verder) door zou gaan. Het is de vraag of dit is aan te merken als een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a Sr.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het oogmerk van de verdachte er niet op was gericht om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Dat heeft ook niet ter discussie gestaan.
Wel was volgens de officier van justitie bij de verdachte sprake van een oogmerk gericht op het wederrechtelijk dwingen van een overheid of internationale organisatie iets te doen, namelijk het stoppen van de cartoonwedstrijd. De rechtbank deelt dit standpunt echter niet.
Uit het dossier blijkt namelijk dat de verdachte maar één doelwit had: [slachtoffer] . In de ogen van de verdachte was
hijde organisator van de cartoonwedstrijd. Dat de verdachte in het bijzonder ook de Nederlandse overheid wilde dwingen de cartoonwedstrijd te stoppen, blijkt niet uit het dossier. Evenmin komt uit het dossier naar voren dat de verdachte [slachtoffer]
zagals de overheid. Ten slotte is van belang dat de verdachte [slachtoffer] van het leven wilde beroven vanwege diens politieke activiteiten
buitende Tweede Kamer der Staten-Generaal en niet zozeer vanwege zijn specifieke rol van parlementariër, in welke rol hij geacht moet worden invloed te hebben op het handelen van de Nederlandse regering.
De rechtbank is daarom van oordeel dat [slachtoffer] , als het gaat om de plannen en het oogmerk van de verdachte, niet kan worden begrepen onder ‘de overheid’ als bedoeld in artikel 83a Sr. Toch is de rechtbank van oordeel dat de verdachte schuldig is aan het voorbereiden van een moord met een terroristisch oogmerk. Hiervoor is het volgende van belang.
De verdachte wilde een moord plegen op [slachtoffer] vanwege het houden van een cartoonwedstrijd die hij in zijn hoedanigheid van politicus organiseerde met gebruikmaking van zijn recht op vrijheid van meningsuiting.
Dit grondrecht is één van de fundamenten van onze democratische samenleving. Een democratische samenleving kenmerkt zich door pluralisme, tolerantie en ruimdenkendheid en vergt daarom dat er ook ruimte is voor het uitdragen van informatie, denkbeelden en opvattingen die de Staat of een groot deel van de bevolking choqueren, kwetsen of verontrusten. Dat recht geldt in het bijzonder ook voor politici die zich – binnen of buiten het parlement – mengen in het voor het functioneren van de democratie zo belangrijke publieke debat, door daarin hun politieke boodschap te verkondigen.
Wat de verdachte beoogde met het vermoorden van [slachtoffer] was het verwijderen van een prominent politicus uit dit publieke debat, om zodoende te bereiken dat deze zijn politieke boodschap niet meer zou kunnen verkondigen. De verdachte wilde deze moord nota bene plegen in één van de gebouwen van het parlement: ook feitelijk het hart van de Nederlandse democratie. Gelet hierop zou de door de verdachte voorbereide moord een ontwrichting betekenen van de fundamentele politieke en constitutionele structuren, als bedoeld in artikel 83a Sr en het handelen van de verdachte was blijkens zijn uitlatingen daarop ook gericht.
Het voorgaande brengt mee dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van moord met een terroristisch oogmerk.
3.4.6Opruiing en verspreiding van opruiende geschriften of afbeeldingen
Juridisch kader
Opruiing is strafbaar gesteld in artikel 131 Sr. Dit artikel luidt als volgt:
1. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.
Strafbare opruiing is het aanzetten tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. Tussen de opruiing en het strafbare feit waartoe wordt opgeruid dient een rechtstreeks verband te bestaan. De opruiing kan op directe of indirecte wijze plaatsvinden.
Opruiing is niet het dwingen van iemand tot een feit, maar veeleer het opwekken van de gedachte aan enig feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit wenselijk of noodzakelijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen. Zij is dus een zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid als geschikt is om de overtuiging daarvan bij anderen op te wekken.
Zij kan de vorm van een verzoek, een aansporing, aannemen, en ook in een imperatieve vorm worden gegoten. Opruiing kan ook liggen in het uiting geven aan hoge morele waardering voor een handeling.
De opruiing is reeds voltooid als de uiting door de opruier is gedaan. Niet vereist is dat de opruiing enig resultaat heeft, bijvoorbeeld dat het publiek kennis heeft genomen van het opruiend geschrift. Of het feit waartoe wordt opgeruid volgt, doet er niet toe.
Opruiing geschiedt in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding. Van opruiing in het openbaar is sprake wanneer de opruiing plaatsvindt onder zodanige omstandigheden en op zodanige wijze dat zij tot het publiek is gericht en door het publiek kan worden geconsumeerd. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven.
Verspreiding van opruiende geschriften of afbeeldingen is strafbaar gesteld in artikel 132 Sr. Dit artikel luidt als volgt:
1. Hij die een geschrift of afbeelding waarin tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat in het geschrift of de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.
3. Indien het strafbare feit waartoe bij geschrift of afbeelding wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.
Voor het verspreiden van een geschrift of afbeelding ter opruiing geldt eveneens dat enig resultaat niet is vereist. De dader hoeft voorts niet te weten dat hetgeen waartoe wordt opgeruid, strafbaar is gesteld. Waar het om gaat is dat de dader aan de inhoud van een opruiend geschrift of afbeelding ruchtbaarheid wil geven.
EVRM
Bij de beoordeling of een uiting of een geschrift in strafbare zin al dan niet als opruiend moet worden aangemerkt dient te worden getoetst aan de vrijheid van meningsuiting – zoals beschermd door artikel 10 van het EVRM – dat immers tot de fundamenten van de Nederlandse rechtsorde behoort. Een beperking van dit grondrecht is alleen toegestaan indien deze (i) bij wet is voorzien, (ii) een geoorloofd doel dient en (iii) noodzakelijk is in een democratische samenleving. De strafbaarstelling van opruiing en verspreiding ter opruiing is bij wet voorzien en dient een geoorloofd doel, te weten het voorkomen van andere strafbare feiten. Vervolgens moet worden getoetst of in een concreet geval deze wettelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting in een democratische samenleving noodzakelijk is. Uit de Europese jurisprudentie moet worden afgeleid dat “noodzakelijk” inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (“pressing social need”) waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die noodzaak. Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele belang van bescherming van de democratische (rechts-)staat (het algemene fundamentele maatschappelijke belang). Een aanvaardbare beperking van deze vrijheid dient in ieder geval te voldoen aan eisen van proportionaliteit. Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te beantwoorden, maar zullen, naast de letterlijke betekenis van de uiting of boodschap, de omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven.
De jurisprudentie van het EHRM op dit gebied is sterk casuïstisch van aard en kan niet één op één worden toegepast op de onderhavige zaak. Wel is duidelijk dat artikel 10 van het EVRM een grote ruimte biedt tot het vrijelijk uitdragen van meningen, ook als die meningen choqueren, kwetsen of verontrusten. Dat vereisen het pluralisme, de tolerantie en ruimdenkendheid, die een democratische samenleving kenmerken. De grens ligt evenwel bij uitingen die aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Bij de beoordeling of die grens is overschreden spelen vele factoren spelen een rol. Het is de wisselwerking tussen de diverse factoren, veeleer dan één enkele factor, die “context-specifiek” de uitkomst van die beoordeling bepaalt.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor onder 3.4.4 vastgesteld dat de verdachte van plan was om [slachtoffer] te vermoorden. De verdachte had hierbij een terroristisch oogmerk. De verdachte heeft een video opgenomen en op zijn openbare Facebook-account geplaatst. In zijn video zegt de verdachte dat hij een missie heeft vanwege de belediging van de profeet Mohammed. Hij benoemt zijn missie als iets wenselijks en iets noodzakelijks. Als Allah het wil, gaat het hem lukken en zolang als hij leeft, zal hij zich hiervoor inzetten. De verdachte wist dat hij een groot bereik had met zijn Facebook-account. In zijn video heeft hij verzocht om alle soorten hulp bij zijn missie. De verdachte sprak hierbij tot al zijn Moslimbroeders. Door zo te handelen heeft de verdachte anderen aangespoord om hem te helpen bij een terroristisch misdrijf. Dit zou in elk geval op zijn minst genomen medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer] met een terroristisch oogmerk opleveren.
Nederland heeft de internationale verplichting terrorisme te bestrijden.De beperking van de vrijheid van meningsuiting is dus bij wet voorzien, dient een geoorloofd doel en is noodzakelijk in een democratische samenleving. Met andere woorden, artikel 10 van het EVRM biedt geen bescherming aan hen die opruien tot terroristische misdrijven dan wel afbeeldingen die daartoe opruien verspreiden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met zijn video in het openbaar mondeling en bij afbeelding schuldig heeft gemaakt aan opruiing.
Verspreiding van opruiende geschriften of afbeeldingen en opruiing liggen veelal in elkaars verlengde. De verdachte heeft de opruiende video op zijn openbare Facebook-account geplaatst en heeft iedereen verzocht deze te delen. De rechtbank komt daarmee ook tot bewezenverklaring van verspreiding en openlijke tentoonstelling ter verspreiding daarvan.