In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Cum Laude Events B.V. en ADO Hospitality & Events B.V. Cum Laude vorderde ADO te veroordelen om uitvoering te geven aan een nieuwe samenwerkingsovereenkomst die in 2017 was gesloten door de commercieel manager van ADO, [B]. ADO betwistte de geldigheid van deze overeenkomst, stellende dat [B] niet bevoegd was om deze te ondertekenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Cum Laude gerechtvaardigd had vertrouwd op de bevoegdheid van [B] om de overeenkomst te sluiten, gezien de omstandigheden en het feit dat er al zes maanden uitvoering aan de overeenkomst was gegeven. ADO werd veroordeeld om de overeenkomst na te leven en een dwangsom werd opgelegd voor het geval van niet-nakoming. De voorzieningenrechter benadrukte dat ADO de mogelijkheid had om een bodemprocedure te starten om de ongeldigheid van de overeenkomst te bevestigen, maar dat in de tussentijd de nieuwe samenwerkingsovereenkomst nageleefd moest worden. De kosten van het geding werden ook aan ADO opgelegd.