Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[A],
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 oktober 2016 met producties 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 7 december 2016, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de akte inbreng producties met producties 24 tot en met 26 van de zijde van [A c.s.] ;
- de akte inbreng producties met productie 27 van de zijde van [A c.s.] ;
- de inventaris rechterlijke uitspraken in Staat / [B.V. I] met bijlagen 1 t/m 7 van de zijde van de Staat;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 1 december 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
zonder enig voorbehoudeen overeenkomst gesloten op grond waarvan [X B.V.] de resterende 60% aandelen in [VTG] zou overnemen. [X B.V.] heeft in 2009 echter geweigerd die aandelen van [A c.s.] af te nemen. In het kader van een kort geding tegen [X B.V.] bij de rechtbank Amsterdam, waarin [A c.s.] nakoming van de overeenkomst vorderde, heeft [X B.V.] een eenzijdig aangepast gespreksverslag als productie ingebracht. In dit verslag prijkte plotseling de bepaling dat de herfinanciering van de onderneming een voorwaarde vormde voor de overdracht van de aandelen. [X B.V.] schond daarmee niet alleen de civielrechtelijke waarheidsplicht, maar pleegde in strafrechtelijke termen ook valsheid in geschrifte. De door [X B.V.] toegevoegde ontbindende voorwaarde ter zake de herfinanciering was tijdens de behandeling van de zaak in kort geding bij [A c.s.] echter onopgemerkt gebleven. De vordering van [A c.s.] werd vervolgens door de voorzieningenrechter bij vonnis van 3 september 2009 op grond van die ontbindende voorwaarde in het aangepaste verslag afgewezen. Weliswaar werd de vordering in kort geding op 9 maart 2010 in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam ook afgewezen, maar het gerechtshof gaf in zijn arrest wel aan dat het van belang was dat de exacte inhoud van het gespreksverslag werd vastgesteld.
4.De beoordeling
nietis uitgegaan van het, volgens [A c.s.] , door [X B.V.] vervalste gespreksverslag, maar juist van de door [A c.s.] in het geding gebrachte versie. Daarnaast geven rechtsoverwegingen 2.15 tot en met 2.17 van dat vonnis weer dat de rechtbank Amsterdam de getuigenverhoren en de e-mailwisseling met de notaris wel degelijk heeft betrokken bij haar beoordeling. Voor het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 27 november 2012 geldt hetzelfde, zo volgt uit rechtsoverwegingen 2 aanhef en onder vi en 3.7.
kande rechter terzake onderzoek instellen. Vervolgens
kande rechter, als blijkt dat die verplichting niet is nageleefd daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Artikel 21 Rv bevat een discretionaire bevoegdheid. De rechter is bij de toepassing van artikel 21 Rv vrij (Hoge Raad 18 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BS1706, rov. 3.5.1). Schending van de waarheidsplicht kan er dus toe leiden dat de rechter het standpunt van de wederpartij voor juist aanneemt, maar dit hoeft niet. De opvatting van [A c.s.] , dat inbreng van het beweerdelijk vervalste gespreksverslag
zonder meerhad moeten leiden tot toewijzing van hun vorderingen, is daarmee onjuist. Voorts staat het de rechter vrij af te zien van eerdergenoemd onderzoek naar de schending van artikel 21 Rv als hij van oordeel is dat dat onderzoek niet noodzakelijk is voor de beoordeling van de zaak. In dit verband is van belang dat het door [X] c.s. in het geding gebrachte gespreksverslag geen rol heeft gespeeld in de twee bodemprocedures en dat daarin werd uitgegaan van het door [A] in het geding gebrachte gespreksverslag.