ECLI:NL:RBDHA:2018:2802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
09/857526-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en woninginbraken in Waddinxveen en Enschede

Op 9 maart 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met vier andere mannen betrokken was bij meerdere woninginbraken in Boskoop en Waddinxveen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van woninginbraken. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen worden ten uitvoer gelegd. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij onder andere rekening is gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie en het plegen van woninginbraken, waarbij hij samen met anderen de toegang tot woningen heeft verkregen door middel van braak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld, waarbij ook de schadevergoedingsmaatregelen voor de benadeelde partijen zijn toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/857526-16; 09/827552-17; 09/827501-17 (tul) en 22/004503-15 (tul)
Datum uitspraak: 9 maart 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres van verdachte] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Detentiecentrum Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 16 juni 2017 en 4 december 2017 (pro forma) en 8, 9, 12, 13 en 23 februari 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Algera en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. M. de Boorder naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd:
Dagvaarding I: 09/857526-16Dat hij zich op of omstreeks 24 juli 2016 tezamen en in verenging heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak aan de Kromme Esse 4 (feit 2) en/of zich op of omstreeks 10 april 2016 schuldig heeft gemaakt aan een diefstal uit een schuur van de woning aan de Eikenlaan 58 (feit 3) en/of zich op of omstreeks 11 april 2016 tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak aan de Ganzenbeekstraat 13 te Voorthuizen (feit 4). Voorts dat hij in de periode van 26 november 2015 tot en met 6 december 2016 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 1). De deelname aan een criminele organisatie is aan alle verdachten in het onderzoek KOTTER ( [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] ) ten laste gelegd.
Dagvaarding II: 09/827552-17
Dat hij zich op of omstreeks 22 juli 2017 tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak aan de Sparrendaal 26 te Enschede.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 27 mei 2016 werd [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) aangehouden voor een woninginbraak in Boskoop. Later werd een vuurwerkbom bij een getuige in deze zaak naar binnen gegooid. Vervolgens is een onderzoek naar dat incident gestart onder de naam PRAAM. In dat onderzoek zijn meerdere telefoons afgeluisterd die uiteindelijk geen verdenking voor de vuurwerkbom hebben opgeleverd maar dit onderzoek heeft wel tot een aantal verdenkingen ten aanzien van woninginbraken geleid. Naar aanleiding van die verdenkingen werd op 11 augustus 2016 een onderzoek onder de naam KOTTER gestart. Het vermoeden was dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [verdachte] (hierna: [verdachte] ) op grote schaal verantwoordelijk zijn voor woninginbraken in Waddinxveen, Boskoop en omgeving. [2]
Van augustus 2016 tot en met oktober 2016 vond naar aanleiding van gepleegde woninginbraken in de plaatsen Alphen aan den Rijn en Hazerswoude een onderzoek onder de naam LOEF plaats. In dit onderzoek werd onder meer [medeverdachte 2] aangehouden. De woninginbraken Lisdodde en Eendenkooi uit het onderzoek LOEF zijn in het onderzoek KOTTER opgenomen als zaaksdossiers 13 en 14. [3]
Bijnamen
Uit de politiesystemen, het onderzoek naar de tapgesprekken en de hierna te bespreken zaaksdossiers is gebleken dat verdachten de volgende bijnamen gebruiken.
[medeverdachte 3] wordt aangesproken met [bijnamen medeverdachte 3] .
[medeverdachte 4] wordt aangesproken met [bijnamen medeverdachte 4] .
[medeverdachte 2] wordt aangesproken met [bijnamen medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] wordt aangesproken met [bijnaam medeverdachte 1] . [4]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir, gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, feit 2, feit 4 en onder parketnummer 09/827552-17 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gevorderd de bewezenverklaring te beperken tot de periode van 1 juli 2016 tot 9 augustus 2016.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid bij die woninginbraak. Op de specifieke standpunten van de officier van justitie zal – voor zover van belang – bij de bespreking van de afzonderlijke feiten nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities, ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Met betrekking tot de zaak uit Enschede met parketnummer 09/827552-17 heeft de raadsman aangevoerd dat de persoon op de beelden niet herkenbaar is omdat het gezicht gedeeltelijk bedekt is en de stem niet herkenbaar is. [verdachte] heeft geen kenmerkende inhammen bij de haargrens en de gestelde jas is niet waar te nemen. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] die dag in Enschede was.
Met betrekking tot de criminele organisatie heeft de raadsman aangevoerd dat [verdachte] geen bijnaam heeft en maar in vier van de tweeëndertig zaaksdossiers voorkomt. Het aandeel van [verdachte] in de opgenomen gesprekken is daarnaast klein. Hij wordt voor de kar gespannen en heeft voor zover sprake is van een onderlinge rolverdeling tussen personen daar geen aandeel in.
Met betrekking tot zaaksdosssier 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de bijzonderheden die op de Nikeschoen zijn aangetroffen niet aanwezig zijn. De bij [verdachte] aangetroffen schoen is een andere schoen. Op andere specifieke standpunten van de raadsman zal – voor zover van belang – bij de bespreking van de afzonderlijke feiten nader worden ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank ziet aanleiding om bij het bespreken van de feiten een andere volgorde te hanteren dan de volgorde zoals deze is aangehouden in de tenlastelegging.
Dagvaarding II: 09/827552-17
3.4.1
Woninginbraak Sparrendaal 26, Enschede [5]
[aangever 1 ] heeft verklaard dat hij op 16 juli 2017 op vakantie is gegaan. Op 22 juli 2017 ontving hij omstreeks 11.00 uur een bericht van zijn buren dat in zijn woning aan de Sparrendaal 26 te Enschede was ingebroken. Aangever heeft direct de beelden van de camera in de werkkamer op de begane grond bekeken op zijn tablet. Daarop hoorde en zag hij dat meerdere personen in de nacht van vrijdag 21 juli 2017 op 22 juli 2017 omstreeks 05:30 uur in zijn woning zijn geweest. Bij deze inbraak bleken onder meer de volgende goederen te zijn weggenomen: twee bankpassen, een kentekenbewijs, een boormachine (Makita) en geld. [6]
Uit sporenonderzoek bleek dat in de achtergevel een raam, kozijn en dubbele ruit vernield waren. De raamsluitingen waren verbogen. Dit was vermoedelijk gedaan door een breek/steekvoorwerp in de sluitnaad van het kozijn te steken om vervolgens het raam open te wrikken. Vermoedelijk is door de spanning, welke op deze dubbele ruit is komen te staan, de ruit gebroken. In de sluitnaad en het kozijn waren diverse indruksporen zichtbaar. Door de verbreking was het mogelijk het raam van de bijkeuken te openen en vermoedelijk had men zich door dit raam de toegang tot de woning verschaft. [7]
[verbalisant 1] heeft de door aangever overhandigde beelden op 27 juli 2016 bekeken. Op de beelden zag hij twee personen die de woning doorzochten. Eén van de mannen sprak met een accent uit het Westen, vermoedelijk uit de omgeving van Rotterdam. Verder zag hij dat één van de twee mannen de lamp van zijn mobiele telefoon, die wit van kleur was en vermoedelijk van het merk Samsung, gebruikte om de kasten te doorzoeken. Op 29 juli 2017 zag deze verbalisant omstreeks 04:20 uur drie jonge mannen lopen op de Stadsgravenstraat te Enschede. De blanke man herkende hij als één van de twee mannen die hij op voornoemde camerabeelden had gezien. Deze jongen bleek [verdachte] te zijn. De verbalisant hoorde dat [verdachte] met hetzelfde accent sprak als hij op de camerabeelden had gehoord. Ook zag hij dat [verdachte] op een gegeven moment een witte mobiele telefoon van het merk Samsung uit zijn zak haalde. Verder was deze jongen gekleed in een zwarte jas met capuchon van het merk “The North Face”. Hij heeft foto’s van de kleding van deze jongen gemaakt. [verdachte] en [naam] verklaarden dat zij de dag ervoor ook in Enschede waren. [8]
De camerabeelden zijn via een aandachtsvestiging verspreid aan andere districten met de vraag of iemand deze twee personen op de beelden herkent. De beelden zijn vervolgens door meerdere verbalisanten bekeken.
[verbalisant 2] herkende de man op de beelden, die als eerst de ruimte binnenkomt, heel duidelijk en zonder twijfel als de voor hem bekende [verdachte] . Hij herkende hem aan zijn gezicht en haardracht. Daarnaast herkende hij de stem van [verdachte] , omdat hij onder andere diverse tapgesprekken heeft verwerkt van de periode dat de telefoon van [verdachte] werd afgeluisterd. [9] [verbalisant 3] herkende één van de personen heel duidelijk en zonder twijfel als de hem bekende [verdachte] . Hij herkende hem aan zijn gezicht en haardracht. Daarnaast herkende hij de stem van [verdachte] , omdat hij diverse tapgesprekken heeft verwerkt en [verdachte] weleens als verdachte heeft gehoord. [10] [verbalisant 4] herkende één van de personen op de screenshots van de camerabeelden als de hem ambtshalve bekende [verdachte] . Op de bewegende beelden herkende hij direct [verdachte] aan de manier van bewegen, zijn gezicht en haargrens, de inhammen. Hij is tijdens zijn werkzaamheden erg vaak met [verdachte] in aanraking geweest en heeft veel met hem op straat gesproken. In bijna alle gevallen droeg hij een donkere “North Face”-jas. Op de bewegende beelden zag [verbalisant 4] ook het logo van een dergelijke jas. Later in de bewegende beelden was het gezicht van de persoon beter te zien en daarop herkende hij [verdachte] voor 100 procent. [11] [verbalisant 5] herkende de hem ambtshalve bekende [verdachte] op de beelden onder andere aan de inhammen in zijn haar. Hij heeft [verdachte] eerder aangehouden en is meerdere malen bij hem thuis geweest. De laatste keer dat verbalisant hem sprak was ongeveer 3 maanden daarvoor. [12]
[verbalisant 6] herkende één van de personen op de beelden als [verdachte] aan de inhammen in zijn haar en manier van bewegen. Later op de beelden, nadat de camera op de grond lag, was verbalisant er voor 100 procent van overtuigd dat het [verdachte] op de beelden was. Hij is werkzaam in Waddinxveen-Zuidplas waar hij diverse malen met [verdachte] heeft gesproken. [13]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in het algemeen behoedzaamheid moet worden betracht bij het toekennen van bewijskracht aan herkenningen. Dit geldt te meer als deze herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen. Het komt dan aan op de vraag of de herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De beelden waarop de herkenningen betrekking hebben maken deel uit van het dossier, zodat de rechtbank daarvan kennis heeft genomen. Zij heeft de beelden bekeken, en acht deze gelet op de kwaliteit van de beelden – in het bijzonder wat betreft de uiterlijke kenmerken van de personen die er op te zien zijn – voldoende helder en duidelijk om daar een herkenning op te kunnen baseren. De verbalisanten hebben verder concreet aangegeven hoe zij verdachte kennen en op welke uiterlijke kenmerken zij hun herkenning baseren. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank de herkenningen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Conclusie
De verbalisant in Enschede, belast met het onderzoek naar de inbraak, heeft de camerabeelden bekeken. Vervolgens heeft hij [verdachte] kort daarna in Enschede op straat herkend als één van de personen op de beelden. Daarnaast is [verdachte] door vijf verschillende verbalisanten van de politie-eenheid Den Haag herkend als één van de twee personen op de beelden. Op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank dan ook van oordeel dat [verdachte] samen met een ander heeft ingebroken in een woning door een raam te forceren/open te wrikken.
Dagvaarding I: 09/857526-16
3.4.2
Vrijspraak feiten 3 en 4
Feit 3; zaaksdossier 16 (Eikenlaan 58, Waddinxveen)
De rechtbank is met de officier van justitie en verdediging van oordeel dat een enkele herkenning van verdachte door een verbalisant onvoldoende is om te komen tot wettig bewijs voor het tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder 3 ten laste gelegde feit.
Feit 4; zaaksdossier 17 (Ganzenbeekstraat 13, Voorthuizen)
Vaststaat dat de door getuigen waargenomen auto op die dag op verdachtes naam stond. Daarnaast is op de plaats waar de auto stond een sigaret aangetroffen met daarop het DNA van verdachte. Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende redengevend om daaruit af te kunnen leiden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) een poging tot woninginbraak. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij in de auto rookt en de auto weleens uitleent en dat het dus mogelijk is dat de peuk op een andere manier, bijvoorbeeld doordat iemand de peuk onder zijn schoen mee naar buiten nam, op de straat terecht is gekomen. Geen van de getuigen heeft verklaard over het roken van een sigaret door één van de personen bij de auto en er is ook niks bekend over wanneer deze sigarettenpeuk zou zijn gerookt. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet onaannemelijk. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder 4 ten laste gelegde feit.
3.4.3
Feit 2; zaaksdossier 2 (Kromme Esse 4 in Waddinxveen) [14]
[aangever 2 ] heeft verklaard dat hij op 17 juli 2016 op vakantie is gegaan. De buurman die voor de woning zorgde heeft op 24 juli 2016 omstreeks 09:30 uur de woning rondom slotvast afgesloten en in goede staat achtergelaten. Op 25 juli 2016 omstreeks 08:00 uur heeft de buurman de woninginbraak ontdekt. Op de zolderverdieping van de schuur is uit de kantoorruimte een brandwerende kast weggenomen. In de brandwerende kast zaten 5 stuks geheugenschijfjes van 16 gb van met merk ScanDisk, 2 accu’s van een Koga fiets, 2 displays van een Koga fiets, een map met pensioenoverzichten van het ABO, een map met pensioenoverzichten van SFB, een map met belastingpapieren, map met fotonegatieven (ongeveer 100 stuks), 5 sigarendozen met honderden negatieven, een CD en een DVD met daarop foto’s en filmpjes (ongeveer 60 stuks), externe harde schrijf van 500 gb van het merk Philips en 2 stuks externe harde schijf van het merk Seagate. Verder zijn de volgende goederen weggenomen: een boormachine (Makita), een HP Probook 650 (Notebook), een HP Pavilion (Notebook) en een fotocamera Nikon Coolpix P5100. [15]
Sporenonderzoek
Tijdens sporenonderzoek werd waargenomen dat aan de voorzijde het openslaande raam van de woonkamer in de sluitnaad slot- en onderzijde was opengewrikt. In deze sluitnaden werden meerdere indruksporen van gebruikte werktuigen waargenomen. Via de ontstane opening was men de woning binnengegaan. Op de vensterbank achter het inklimraam werd een schoenzoolafdruk aangetroffen. Deze afdruk is veiliggesteld en heeft het SIN-nummer [---] gekregen. In de deksel van een schoenendoos werd ook een schoenzoolafdruk veiliggesteld. Verbalisanten hadden de indruk dat dit hetzelfde schoenspoor als in de vensterbank betrof dus dit spoor heeft hetzelfde SIN-nummer gekregen. [16]
Vervolgens is vergelijkend schoensporenonderzoek verricht. Op grond van dit onderzoek concludeert de onderzoeker dat de op het plaats delict aan de Kromme Essen 4 aangetroffen schoensporen met SIN-nummers [---] en [---] waarschijnlijk zijn veroorzaakt door een rechterschoen van het merk Nike, maat 42, afkomstig van [verdachte] (SIN-nummer [---] ). [17]
Camerabeelden
[verbalisant 7] heeft de camerabeelden van de hefbrug van 24 juli 2016 bekeken en verklaart hierover als volgt. Op fragmenten van verschillende camera’s is te zien dat drie personen (in het proces-verbaal genoemd personen A, B en C) verschillende malen de brug over gaan. Deze drie personen zijn steeds samen en zij wisselen het lopen en fietsen af. Op het laatste fragment gaan zij in de richting van het centrum van Waddinxveen. In totaal zijn personen A, B en C op zondag 24 juli 2016 tussen 04:00 uur en 06:35 uur zes keer over de hefbrug gegaan. Op de beelden is voorts duidelijk te zien dat deze drie personen bij elkaar horen en elkaar kennen. [18]
Vervolgens zijn de beelden van de Hefbrug door andere verbalisanten bekeken. [verbalisant 8] kreeg sterk het vermoeden dat de persoon die hij als persoon 1 omschrijft [verdachte] betreft en de persoon die hij als persoon 2 omschrijft [medeverdachte 4] betreft. Hij werkt reeds een aantal jaren in Waddinxveen en heeft zowel [verdachte] als [medeverdachte 4] regelmatig gecontroleerd. Ook werden beide personen regelmatig tijdens de politiebriefing getoond. [19] [verbalisant 4] had sterk het vermoeden dat één van de personen op het eerste filmfragmenten [medeverdachte 4] betrof. Hij is [medeverdachte 4] eerder tijdens werkzaamheden tegengekomen en heeft toen ook met hem gesproken. Na het bekijken van het tweede filmfragment had hij sterk het vermoeden dat één van de drie personen [medeverdachte 4] betrof en een ander [medeverdachte 1] . De derde persoon herkent hij niet. [20]
Telefoongegevens
Uit de tapgesprekken tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] blijkt dat zij de nacht van 24 juli 2016 contact met elkaar hadden. Omstreeks 03:56 uur belde [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] fluisterde toen tegen [medeverdachte 4] : “Ja kom hier.” Op dat moment werd gebruik gemaakt van een
zendmast aan de Kerkweg Oost te Waddinxveen en uit de historische gegevens van het nummer van [medeverdachte 1] blijkt dat hij gebruik maakte van een zendmast aan de Kerkweg Oost te Waddinxveen. Omstreeks 03:57 uur belde [medeverdachte 4] wederom naar [medeverdachte 1] en fluisterde [medeverdachte 1] : “Kom hierheen”, “Hier bij die OSSO, naar rechts bij de Hefbrug”, “Ga gelijk naar rechts bij de Hefbrug, neem gelijk de eerste naar beneden, gelijk, nu, nu.” Het is verbalisant bekend dat ‘Osso’ een ander woord voor huis betreft. Uit de zendmastgegevens blijkt wederom dat gebruik werd gemaakt van dezelfde zendmast aan de Kerkweg Oost te Waddinxveen. Indien je plaatselijk bekend bent in Waddixveen en je deze instructie volgt kom je uit op de Kromme Esse in Waddinxveen. Uit de historische gegevens van het nummer van [medeverdachte 1] blijkt dat hij gebruik maakt van een zendmast aan de Kerkweg Oost te Waddinxveen. Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 4] waar hij is. Uit het voorgaande valt op te maken dan [medeverdachte 1] zeer vermoedelijk op de Kromme Esse is en [medeverdachte 4] daarheen loodst. Om 05:19 uur sms’t [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 1] : “Pas op voor mensen”, om 05:35 uur sms’t hij naar [medeverdachte 1] : “Kijk uit als je weggaat” en om 05:40 uur: “Jala Zebi.” Zijn telefoon gebruikt op dat moment een zendmast aan de Kerkweg Oost 219 te Waddinxveen. Uit de historische gegevens van de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat deze berichten niet aankomen omdat [medeverdachte 1] geen bereik heeft. Omstreeks 06:25 uur belt [medeverdachte 4] naar een nummer op naam van [naam] en blijkt dat [medeverdachte 4] het gesprek start en de telefoon overgeeft aan [medeverdachte 1] . Op dat moment maakte de telefoon van [medeverdachte 4] gebruik van een zendmast aan de Havikhoek 2 te Waddinxveen die zich ten oosten van de woning bevindt waar werd ingebroken. Het nummer van [medeverdachte 4] heeft tussen 03:56 tot 06:07 uur gebruik gemaakt van zendmasten aan de Kerkweg Oost. De woning aan de Kromme Esse 4 te Waddinxveen valt binnen het bereik van de zendmast. [21]
Uit de historische gegevens blijkt dat [medeverdachte 4] en [verdachte] die nacht ook contact hebben gehad. Het eerste contact betreft een sms van [medeverdachte 4] naar [verdachte] om 05:46 uur. Om 05:59 uur belde [medeverdachte 4] naar [verdachte] en zei: “Effe serieus man, kankerdruk gozer”, waarop [verdachte] antwoordde: “Ik kom er nu aan, hoi.” Direct hierna om 06:03 uur sms’t [medeverdachte 4] naar [verdachte] : “Kijk uit iemand vor.” [medeverdachte 4] maakte op dat moment gebruik van een zendmast aan de Kerkweg Oost 219. Om 06:07 uur belde [verdachte] naar [medeverdachte 4] en zei: “Wat nou gozer, hele tijd bellen”, waarop [medeverdachte 4] zei: “Luister, ik heb de hele tijd een vrouw voor die fucking deur die hier net wegliep. Het wordt kankerheet gozer, kankerheet er staan mensen met honden voor de deur.” [22]
Op 25 juli 2016 stuurde [medeverdachte 1] een WhatsApp-bericht naar [medeverdachte 4] met de tekst: “Die kkding moe echt open.” Op 8 augustus 2016 start vanaf 14:00 uur een WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte 1] en een contact genaamd ‘MAMA’ waaruit op te maken valt dat dit zijn moeder betreft. De moeder zegt: “Ik hoor rare dingen over jou” “Haal die kluis weg uit de schuur”, waarop [medeverdachte 1] zegt: “Jaa doe ik morgen”, “Wat zeggen ze dan.” [moeder medeverdachte 1] reageert hierop met: “Buren hebben het gezien”, “Oke haal dat ding weg daar oke”, “dat ding uit de schuur.” [23]
Op dinsdag 6 december 2016 werd in de schuur, die bij de woning van de [moeder medeverdachte 1] hoort, een kluis aangetroffen. [24] Aangever heeft deze kluis als zijn eigendom herkend. De politie heeft vervolgens met de door aangever overhandigde sleutel de kluis/brandkast geopend. De in de kluis aanwezige goederen herkende aangever eveneens als zijn eigendom. [25]
Conclusie van de rechtbank
Op basis van het voorgaande, de aangifte, de camerabeelden, de tap- en WhatsAppgesprekken, de sms-berichten, het aangetroffen schoenspoor en de aangetroffen kluis in de schuur bij [medeverdachte 1] , is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] betrokken zijn geweest bij de woninginbraak aan de Kromme Esse 4 te Waddinxveen.
Ten aanzien van [verdachte] overweegt de rechtbank dat de gesprekken tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] in de nacht van 24 juli 2016, in de context van de contacten tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] , betrekking op de inbraak lijken te hebben. Verder is die nacht gezien dat drie personen zesmaal over de hefbrug zijn gegaan. Deze beelden zijn aan verbalisanten getoond, waarna sterk het vermoeden ontstond dat één van die personen [verdachte] betreft en de andere twee personen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Daarnaast zijn in de woning schoenafdrukken aangetroffen, waarvan één zich op de vensterbank achter het inklimraam bevindt. Gelet op de plaats van deze laatste voetafdruk en het feit dat een vensterbank geen verplaatsbaar object betreft is dit spoor naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een zogeheten ‘daderspoor’. Dit daderspoor is, blijkens onderzoek, waarschijnlijk veroorzaakt door een schoen van [verdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de gesprekken alsmede de aanwezigheid van het schoenspoor van verdachte op de plaats delict redengevende omstandigheden zijn die, zeker gelet op de overige omstandigheden, om een verklaring vragen. Verdachte heeft geen enkele verklaring willen afleggen. Hoewel de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs kan bijdragen, kan de rechter, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken. De rechtbank zal het zwijgen van verdachte dan ook op die grond meenemen in haar overwegingen.
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] de woninginbraak aan de Kromme Esse 4 te Waddinxveen heeft gepleegd.
3.4.4
Feit 1; zaaksdossier 1 (criminele organisatie)
De rechtbank acht een aantal strafbare feiten, te weten een aantal (poging tot) woninginbraken, binnen de ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen. Zij ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ook kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk het plegen van misdrijven heeft.
Juridisch kader
Deelneming aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een "criminele organisatie" (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575). Gedragingen van een verdachte kunnen zowel medeplichtigheid aan enig misdrijf waarop het oogmerk van een criminele organisatie is gericht als deelneming aan die organisatie in de zin van artikel 140 Sr opleveren (HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4415).
Organisatie
Van een organisatie is sprake als vaststaat dat een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband bestaat tussen twee of meer personen, dus tussen verdachte en tenminste één ander persoon. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met, althans bekend is geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5193).
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Oogmerk tot het plegen van misdrijven
Als kan worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie dan is voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr daarnaast vereist dat de organisatie het oogmerk moet hebben om misdrijven te plegen. Het oogmerk ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Het is evenwel niet vereist dat de organisatie bestaat om uitsluitend misdrijven te plegen; het plegen van misdrijven mag ook het naaste doel zijn (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan.
Voor bewijs van het bestanddeel "oogmerk" zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk op het plegen van één misdrijf is dan ook onvoldoende (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Deelneming aan een organisatie
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Elke dergelijke bijdrage, ook wel deelnemingshandeling genoemd, aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken (HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5132). Voorbeelden daarvan zijn het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie.
Voor deelname is dus voldoende dat verdachte weet dat de organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Niet vereist is dat hij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd of zijn gepleegd of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven (zie HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651 en HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122).
Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oogmerk heeft, zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een verdachte heeft deelgenomen aan misdrijven welke door andere deelnemers uit de organisatie zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Een persoon is dan ook reeds strafbaar vanwege zijn vastgestelde deelneming aan een criminele organisatie.
Beoordeling
Organisatie
Uit vorenstaande bewijsmiddelen, zowel degene die zijn genoemd bij de hiervoor afzonderlijk beschreven (pogingen tot) woninginbraken als degene die zijn opgenomen in het kader van dit feit [26] , leidt de rechtbank af dat in de ten laste gelegde periode veelvuldig telefonisch contact is geweest tussen onder meer [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . Op grond van de inhoud van de telefoongesprekken, WhatsApp-gesprekken en sms-berichten kan naar het oordeel van de rechtbank vastgesteld worden, mede gelet op de context van de bewezen verklaarde woninginbraken ten aanzien van deze verdachten, dat zij afspraken maakten over het plannen en uitvoeren van woninginbraken, waaronder het uitvoeren van verkenningen ten behoeve van mogelijke inbraken door geschikte adressen te lokaliseren en te bepalen of de bewoners al dan niet thuis waren, en over het verkopen dan wel verdelen van de buit. Uit het dossier komt verder naar voren dat ook andere personen dan deze verdachten deelnamen aan strafbare feiten dan wel dat andere personen verdachten van informatie hebben voorzien door bijvoorbeeld in de gaten te houden of ergens politie in de buurt was en of bewoners thuis waren. Dit alles duidt naar het oordeel van de rechtbank op een gedegen gezamenlijke voorbereiding, vaak gevolgd door een daadwerkelijke uitvoering. Uit de telefoongesprekken en sms-berichten volgt voorts dat (deels) in versluierde taal werd gesproken. De rechtbank volgt de door de politie in het proces-verbaal gegeven “vertaling” van de door verdachten gebruikte termen. Deze “vertaling” past binnen de context van de gesprekken en is door verdachten ook niet weersproken. Zo werd onder meer gesproken over ‘vis’ en ‘stok’, waarvan de politie heeft aangegeven dat hiermee waarschijnlijk inbreekwerktuigen worden bedoeld. Ook werd gesproken over dat het ‘heet’ werd of was en over ‘ibahesh’. Met ‘heet’ wordt volgens de politie en [getuige 1] bedoeld dat politie in de buurt was of dat teveel mensen in de buurt waren. De letterlijke vertaling van ‘ibahesh’ is insecten en bekend is dat daar politie mee wordt bedoeld. Ook werd meermalen gezegd dat bepaalde dingen niet over de telefoon besproken moesten worden en ‘de telefoon afgebrand is’ wat volgens de politie betekent dat de telefoon afgeluisterd wordt. Hieruit kan worden opgemaakt dat verdachten er dus kennelijk rekening mee hielden dat de telefoons van verdachten afgeluisterd werden.
De rechtbank is van oordeel dat deze contacten gaan over het voorbereiden dan wel plegen van woninginbraken en in voorkomende gevallen het verdelen van de buit. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank het feit dat geen van de verdachten een verklaring heeft afgelegd waaruit zou kunnen blijken dat deze contacten over iets anders zouden gaan.Deze contacten, bezien in samenhang met de voor iedere verdachte afzonderlijk bewezenverklaarde daadwerkelijke inbraken en pogingen daartoe, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank dan ook de conclusie dat in de ten laste gelegde periode sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere organisatiegraad tussen meerdere personen, dat het plegen van woninginbraken tot oogmerk had. Het georganiseerd verband was duurzaam van aard, aangezien de genoemde contacten en de hiervoor bewezenverklaarde feiten – in ieder geval – gedurende de onder 1 ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden.
Deelname aan de organisatie
De planmatige werkwijze, zoals deze uit de bewijsmiddelen blijkt, getuigt van een hechte en intensieve samenwerking van de leden van het samenwerkingsverband, waarbij in wisselende samenstellingen veelal volgens een vast patroon werd gehandeld. Tot de taken van het samenwerkingsverband behoorden – naast inbreken en naar binnen gaan – ook het plannen van de inbraak, het uitvoeren van verkenningen, het regelen van de noodzakelijke inbrekerswerktuigen, het op de uitkijk staan, het waarschuwen voor en in de gaten houden van eventuele aanwezigheid van politie en het verdelen of verkopen van buitgemaakte goederen.
De rollen die elk van de verdachten heeft vervuld, zijn naar het oordeel van de rechtbank onderling inwisselbaar geweest. Er kan in dit opzicht dan ook gesproken worden van een zekere gelijkwaardigheid tussen de verdachten. Daar komt bij dat wanneer een verdachte ten behoeve van een beoogde inbraak in het bijzonder één (of meer) van de hierboven genoemde taken op zich nam hij bij een geslaagde inbraak ook meedeelde in de bemachtigde buit.
Ten aanzien van [verdachte] overweegt de rechtbank als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [verdachte] een aantal van de hiervoor bedoelde feitelijke werkzaamheden heeft verricht, waaronder het plegen van een woninginbraak. Ook komt uit de contacten naar voren dat hij andere hand- en spandiensten heeft verricht dan wel deze heeft aangeboden. Hij heeft dan ook een substantiële bijdrage geleverd aan gedragingen die rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking (en het welslagen) van het oogmerk van de organisatie, te weten het plegen van woninginbraken. Weliswaar gaat het bij [verdachte] om een relatief korte periode, nu hij wegens detentie vanaf 9 augustus 2016 niet meer voorkomt in de contacten, maar dit laat onverlet dat [verdachte] in de onderzoeken ZEEP, LOEF en PRAAM, die vooraf gingen aan het onderzoek KOTTER, veelvuldig voorkomt met betrekking tot strafbare feiten die door hem en andere verdachten uit het onderzoek KOTTER werden gepleegd. Ook is hij in 2016 met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] veroordeeld voor diverse strafbare feiten. Ook hieruit blijkt van zijn (eerdere) betrokkenheid bij en samenwerking met de overige leden van het samenwerkingsverband dat – in ieder geval gedurende de ten laste gelegde periode – is uitgemond in een criminele organisatie waaraan hij heeft deelgenomen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft behoord tot een, op het plegen van woninginbraken gericht, samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft gehad in gedragingen dan wel gedragingen heeft ondersteund die mede strekten tot/verband hielden met de verwezenlijking van het binnen dat samenwerkingsverband bestaande oogmerk.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] in de periode van 1 juli 2016 tot 9 augustus 2016 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie tussen meerdere personen, waaronder in ieder geval [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De rechtbank komt voor [verdachte] tot de bewezenverklaring van een kortere periode dan de ten laste gelegde periode omdat hij vanaf 9 augustus 2016 gedetineerd was.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/857526-16 (Dagvaarding I)
1.
Zaaksdossier 1 (criminele organisatie)
hij in de periode van
1 juli 2016tot 9 augustus 2016 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (woning)inbraken;
2.
Zaaksdossier 2 (Kromme Esse 4)
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen
aan deKromme Esse 4 heeft weggenomen
- een brandkast en
- geheugenschijfjes en
- accu's en
- fietsdisplays en
- pensioenoverzichten en
- belastingpapieren en
- fotonegatieven en
- cd's en/of dvd's en
- harde schijven en
- een boormachine en
- laptops en
- een fotocamera
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2 ] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak, te weten door een raam van voornoemde woning open te wrikken/te forceren en het cilinderslot van een deur in voornoemde woning af te breken/te forceren;
Ten aanzien van parketnummer 09/827552-17 (Dagvaarding II)
hij op 22 juli 2017 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen
aan deSparrendaal 26 heeft weggenomen
bankpassenen een kentekenbewijs en een boormachine en geld (in diverse valuta's), toebehorende aan [aangever 1 ] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft door middel van braak, te weten door een raam van voornoemde woning open te breken/te forceren.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 4 en 1 onder parketnummer 09/827552-17 ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van het voorarrest, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals neergelegd in het reclasseringsadvies van 29 januari 2018. De officier van justitie ziet, mede gelet op voorgaand rapport, geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De raadsman voert daarbij aan dat uit een Pro Justitia rapportage uit 2015 volgt dat bij [verdachte] een ziekelijke stoornis in de vorm van een oppositionele gedragsstoornis en van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid is geconstateerd. Hij kan hierdoor sociale situaties niet goed inschatten, is makkelijk negatief beïnvloedbaar, kan zich onder druk moeilijk verweren en kan minder goed oorzaak-gevolg relaties leggen. Via de jeugdreclassering heeft hij een fulltimebaan bij [bedrijfsnaam] gevonden. [verdachte] heeft zich sinds 2015 niet verder ontwikkeld, behalve in kalenderleeftijd. Hij wil niet meewerken en is tot op heden heel moeilijk leerbaar gebleken. Dat zijn punten die juist voortkomen uit zijn problematiek en maken dat volwassenstrafrecht niet toegepast dient te worden, omdat geen sprake is van een verdergaande ontwikkeling en verantwoordelijkheid die het volwassenstrafrecht veronderstelt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft twee woninginbraken met een ander dan wel anderen gepleegd. Woninginbraken veroorzaken schade en overlast voor de bewoners van de woningen waar is ingebroken. Voor de bewoners is het ontzettend naar dat iemand in hun persoonlijke ruimte is binnengedrongen. Een woning is een plek waar een persoon zich veilig zou moeten voelen. De ervaring leert dat de slachtoffers van een inbraak zich nog lange tijd onveilig voelen in hun eigen woning. Verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven geen respect voor het eigendomsrecht van anderen te hebben. Een aantal van de gestolen goederen heeft tevens een emotionele waarde en is onvervangbaar. Ook worden door woninginbraken de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving versterkt.
Daarnaast heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met woninginbraken. Verdachte heeft diverse werkzaamheden binnen de organisatie verricht. Georganiseerde misdaad zorgt eveneens voor veel overlast en onrust in de maatschappij.
Documentatie
De rechtbank heeft gezien op het strafblad van verdachte van 10 september 2017 dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Verdachte is eerder voor woninginbraken veroordeeld, waarbij ook vrijheidsstraffen zijn opgelegd.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 17 maart 2017 betreffende verdachte en de inhoud van het reclasseringsadvies van 8 november 2017 betreffende verdachte. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 29 januari 2018, opgemaakt en getekend door [naam] , waaruit het volgende blijkt. Verdachte woont officieel bij zijn ouders in Waddinxveen, maar na zijn schorsing is hij naar Enschede vertrokken. Hij is in eerste instantie terughoudend met het geven van informatie hierover, maar heeft later verklaard dat hij bij een vriend kon wonen. Hij zou eigen huisvesting in Enschede willen en zijn krantenwijk willen oppakken. Tijdens het tweede gesprek gaf hij aan toch liever bij zijn ouders te wonen. Hij wil dan nadenken over toekomstige (woon)plannen.
Na detentie kan hij aan de slag bij [bedrijfsnaam] als lasser. Tijdens de voorlopige hechtenis heeft hij een sollicitatiegesprek gehad. Het lijkt hem wel leuk maar hij wil liever een ander beroep uitoefenen. Hij wil weer een krantenwijk lopen om te sparen voor zijn rijbewijs. Als hij deze gehaald heeft wil hij koerierswerk doen vanwege de tijden en het feit dat het geen zwaar lichamelijk werk betreft. Ondanks tegenzin wil hij het werk als lasser wel proberen. Verdachte verrichte volgens mevrouw [naam] een werkstraf bij de kringloop en daaruit bleek dat regelmaat hem goed doet. Hij is daarna op vrijwillige basis bij de kringloop blijven werken. Zij ziet meerwaarde in voortzetting van toezicht, ondanks het feit dat het toezicht af en toe met vallen en opstaan is verlopen bij de jeugdreclassering.
Mevrouw [naam] geeft aan dat de jeugdreclassering outreachend werkt en dat dit volgens haar beter zou aansluiten bij verdachte. Hij is daar ook bekend. Desgevraagd geeft zij aan dat een begeleid woontraject bij Cardea Leiden en verplicht jeugdreclasseringcontact noodzakelijk is voor betrokkene. Daarbij vindt zij elektronische controle om zo een avondklok in te kunnen zetten een goede mogelijkheid voor verdachte.
Ondanks het positieve beeld dat verdachte schetst, krijgt de reclassering ook een ander beeld van hem. Uit informatie van de jeugdreclassering blijkt dat verdachte vermoedelijk deel uit maakt van een jeugdbende in Enschede, de psychische problemen (ODD) wel degelijk een rol spelen en dat hij beïnvloedbaar is. De jeugdreclassering heeft een plan van aanpak opgesteld voor verdachte maar hij lijkt daar niet tot nauwelijks voor gemotiveerd. Desondanks vermoedt de jeugdreclassering dat wanneer verdachte door de rechtbank gedwongen wordt om zich aan het plan van aanpak te houden, hij zich wel zal conformeren.
De rapporteur geeft aan dat verdachte weinig emotie toont en niet gemotiveerd is om een traject te volgen en heeft zelf geen hulpvraag. Verdachte vraagt of de reclassering hem ruimte wil geven, door zich niet meer met hem te bemoeien. Anderzijds geeft hij wel aan open te staan voor verplicht reclasseringscontact, als de daar tegenoverstaande voorwaardelijke gevangenisstraf erg hoog is. Bij een lage voorwaardelijke gevangenisstraf, zit hij deze liever uit, aldus verdachte. De wijze waarop verdachte een mogelijke sanctie voor de onderhavige delicten bespreekt, komt opportunistisch over. Tijdens het tweede gesprek is verdachte iets opener en toont hij een lichte motivatie voor een reclasseringstraject.
Derhalve wil de reclassering de rechtbank meerdere mogelijkheden voor een strafafdoening meegeven, daar verdachte wellicht tijdens de zitting meer gemotiveerd tegenover een traject aankijkt, dan hij momenteel doet. Ondanks bovenstaande ziet de reclassering mogelijkheden om verdachte een traject aan te bieden, dan wel via een voorwaardelijke straf, dan wel middels detentiefasering.
Jeugdstrafrecht
Uit het reclasseringsadvies van 29 januari 2018 volgt dat de reclassering toepassing van het volwassenenstrafrecht adviseert. De reclassering geeft aan dat verdachte een indruk maakt conform zijn kalenderleeftijd. Hij gaat al enige tijd niet meer (structureel) naar school en is hiertoe ook niet gemotiveerd. Verdachte is dan nog thuiswonend, maar de reclassering heeft niet de indruk dat een pedagogische inzet effectief zal zijn voor hem. De reclassering is van mening dat een pedagogische aanpak niet meer noodzakelijk is en dat het bieden van de structuur en kaders van het volwassenenstrafrecht een grotere kans van slagen heeft.
Met de officier van justitie en conform het advies van Reclassering Nederland is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanleiding is om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
Straf
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafsoort en de hoogte van de straf rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Verder houdt de rechtbank rekening met de eis van de officier van justitie, alsook
met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, waaronder de ernst van de feiten, acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal echter, mede gelet op het feit dat de rechtbank, naast feit 3, ook feit 4 niet bewezen acht, een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de verklaring van verdachte ter zitting en hetgeen naar voren komt uit het reclasseringsadvies ziet de rechtbank geen aanleiding een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.

7.De vordering van de benadeelde partij / De schadevergoedingsmaatregel

[aangever 2 ] heeft zich met betrekking tot zaaksdossier 2 (feit 2) als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.0945,83, bestaande uit
€ 4.814,83 materiële schade en € 280,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
[vrouw van aangever 2] heeft zich met betrekking tot zaaksdossier 2 (feit 2) als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 280, bestaande uit
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van beide vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer met betrekking tot de benadeelde partijen gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
[aangever 2 ] en [vrouw van aangever 2] (zaaksdossier 2; Kromme Esse 4)
Materiële schade [aangever 2 ]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De vordering is voorts voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2 ] toe, voor zover deze ziet op het materiële gedeelte en veroordeelt verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 2 ] , een bedrag van € 4.814,83, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit brengt mee, dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.814,83, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever 2 ] .
Immateriële schade [aangever 2 ] en [vrouw van aangever 2]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partijen voor zover deze zien op het immateriële gedeelte afwijzen en de rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bewezen is verklaard dat de benadeelde partij het slachtoffer is geworden van een diefstal met braak. Dat is een vermogensdelict. Artikel 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Het eerste lid luidt, voor zover hier relevant:
1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Gesteld noch gebleken is dat hiervan in het onderhavige geval sprake is. Voor wat betreft de in lid 1 onder a genoemde mogelijkheid moet naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat uit het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat verdachte het oogmerk had om de benadeelde partij in een persoonlijkheidsrecht aan te tasten. Verdachte heeft zich zo een aantasting niet tot doel gesteld. Voor wat betreft de in lid 1 onder b genoemde mogelijkheid vormt de omstandigheid dat de benadeelde partij door het optreden van verdachte in zijn woongenot is aangetast onvoldoende grond voor het aannemen van een verplichting tot het betalen van een immateriële schadevergoeding. Hetgeen ter onderbouwing van de gestelde schade (voorts) is aangevoerd ten aanzien van de psychische gevolgen van de inbraak is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van geestelijk letsel.
Nu de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek niet in aanmerking komt voor deze vergoeding zal de vordering tot immateriële schadevergoeding van beide partijen worden afgewezen.

8.De vorderingen tenuitvoerlegging

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ten aanzien van 09/827501-16:
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank d.d. 1 december 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Ten aanzien van 22/004503-15:
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van het gerechtshof te Den Haag d.d. 21 juli 2016 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten
jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer met betrekking tot de vorderingen tot tenuitvoerlegging gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van 09/827501-16:
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 31 januari 2018 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis in deze rechtbank d.d. 1 december 2016, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
Ten aanzien van 22/004503-15:
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 1 februari 2018 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis in deze rechtbank d.d. 21 juli 2016, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/827526-16 onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/827526-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en het bij dagvaarding II tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 (09/827526-16):
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 2 (09/827526-16):
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van feit 1 (09/827552-17):
diefstal door twee of meer verenigde personen; waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever 2 ] en [vrouw van aangever 2]
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2 ] toe voor zover deze ziet op het materiële gedeelte toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever 2 ] , een bedrag van € 4.814,83, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
wijst de vorderingen van de benadeelde partijen voor zover deze zien op het immateriële gedeelte af;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.814,43, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 juli 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 58 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
met bepaling dat verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
de vorderingen tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
gelast de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van het gerechtshof te Den Haag d.d. 21 juli 2016 met parketnummer 22/004503-15, te weten
jeugddetentie voor de duur van 1 maand;
gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank d.d. 1 december 2016 met parketnummer 09/827501-16, te weten
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. D. Biever, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koolen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2018.
mr. D. Biever is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Bijlage 1: de tenlastelegging.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Ten aanzien van parketnummer 09/857526-16 (dagvaarding I)
1.
Zaaksdossier 1 (criminele organistatie)
hij in of omstreeks de periode van 26 november 2015 tot en met 6 december 2016 te Gouda en/of Boskoop en/of Waddinxveen en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere) [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (woning)inbraken en/of diefstal en/of heling ;
2.
Zaaksdossier 2 (Kromme Esse 4)
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen Kromme Esse 4 heeft weggenomen
- een brandkast en/of
- geheugenschijfjes en/of
- accu's en/of
- fietsdisplays en/of
- Penioenoverzichten en/of
- belastingpapieren en/of
- fotonegatieven en/of
- cd's en/of dvd's en/of
- harde schijven en/of
- een boormachine en/of
- laptops en/of
- een fotocamera
, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door een raam van voornoemde woning open te wrikken/te forceren en/of (het cilinderslot van) een deur in voornoemde woning af te breken/te forceren
3.
Zaaksdossier 16 (Eikenlaan 58)
hij op of omstreeks 10 april 2016 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een schuur (van de woning gelegen Eikenlaan 58) heeft weggenomen flesjes bier en/of een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
terwijl het feit plaatsvond gedurende de voor nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning staat, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbenden bevond
4.
Zaaksdossier 17 (Ganzenbeekstraat 13)
hij op of omstreeks 11 april 2016 te Voorthuizen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen Ganzenbeekstraat 13 weg te nemen geld en/of goederen van zijn hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) een sleutelkast bij voornoemde woning heeft hebben opengebroken/geforceerd en/of (vervolgens) de (niet voor het gebruik door verdachte en/of zijn mededaders bestemde) sleutel van de voordeur van voornoemde woning in het slot heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Dagvaarding II, parketnummer 09/827552-17
hij op of omstreeks 22 juli 2017 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen Sparrendaal 26 heeft weggenomen een bankpas en/of een kentekenbewijs en/of een boormachine en/of geld (in diverse valuta's), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1 ] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door een raam van voornoemde woning open te breken/te forceren
Bijlage 2: verkorte inhoud enkele overige tapgesprekken.
29 juni 2016/30 juni 2016, tapgesprekken mogelijk over voorverkenning [27]
Op 29 juni 2016 om 00:03 uur bespreken [verdachte] en [medeverdachte 4] welke woningen interessant zijn. Er wordt gesproken over een hoek(woning) met een witte deur.
Om 11:44 uur stuurt [medeverdachte 4] [medeverdachte 2] een sms-bericht waarin staat: “fix lange en kleine voor morgen ik heb wat”.
Om 13:30 uur stuurt [medeverdachte 4] [verdachte] een sms-bericht waarin hij vraagt “kan ik vis alsjeblieft van je lenen. Of ben ik met jou vanavond zegmaar, ik heb sws wel iets”.
Om 19:42 uur belt [medeverdachte 4] met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] vraagt of ze elkaar dan zien en zegt dat er iets te doen is in Zuid, bij Roberto. [medeverdachte 3] zegt: “”ga maar ff dora, ga fan ff rondje lopen nu.” [medeverdachte 4] zegt dat hij in Noord gaat kijken, waarop [medeverdachte 3] zegt dat hij daar niet moet kijken om het “veel te heet” is.
Volgens de politie is ‘vis’ vermoedelijk breekgereedschap en ‘iets’ mogelijk een geschike woning. [medeverdachte 4] wil kennelijk dat [medeverdachte 2] gereedschap regelt, wat hij zegt ‘fix lange en kleine’. [medeverdachte 3] geeft [medeverdachte 4] kennelijk de opdracht op in een bepaalde buurt een ‘rondje te lopen’, waarmee hij zeer vermoedelijk de bedoeling heeft om uit te kijken naar geschikte woningen waar ingebroken kan worden.
1 juli 2016, tapgesprek handschoenen kopen, te werk gaan [28]
Op 1 juli 2016 om 20:52 uur heeft [verdachte] een telefoongesprek met [medeverdachte 4] waarin [medeverdachte 4] aan [verdachte] vraagt of er geen winkel in Gouda open is waar [verdachte] handschoenen kan halen. [verdachte] zegt dat hij het niet weet, waarop [medeverdachte 4] zegt: “kan je niet even gaan kijken bij die Gamma voor mij alsjeblief”. [verdachte] zegt dat het goed is en [medeverdachte 4] zegt dat hij ze echt nodig heeft en [verdachte] gelijk geld krijgt.
Om 23:59 uur zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 4] : “die andere groepering blijft gewoon daar toch” en vervolgens: “wij gaan daar nu te werk, wij hebben daar nu iets doen”.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 4] handschoenen nodig heeft en het vermoedelijk de bedoeling is om dan te gaan inbreken; “wij gaan daar nu te werk”.
5 en 6 juli 2016 tapgesprekken, in de nacht gereedschap nodig [29]
Op 5 juli 2016 om 23:34 uur vindt een gesprek plaats waarin [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het hebben over een Touran in Noord. [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 2] waar die spullen zijn. Vervolgens spreken ze af dat ze elkaar zullen zien.
Op 6 juli 2016 01:36 uur belt [medeverdachte 4] naar [medeverdachte 3] en vraagt: “ewa heb je vis in zuid liggen. Lenen snel sms. Kan niet belen”.
6 juli 2016 diverse tapgesprekken, over politie en wie wat doet [30]
Op 6 juli 2016 om 18:27 uur vindt een gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] plaats. Vervolgens zegt een onbekend persoon in het gesprek dat er “ibahesh staat bij de flat”. [medeverdachte 2] zegt dat hij de hele tijd een motoragent zag in de ochtend. Hij zag die motoragent twee keer. De onbekende persoon zegt dat hij die Golf Sedan zegt, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij ook een Seat Leon zag. [medeverdachte 3] zegt dat hij een Gold Sedan voor zijn deur zag toen hij thuis was. [medeverdachte 3] zegt dat hij nu nergens gaat bewegen. Vervolgens zegt hij dat de deur van de Touran open staat. [medeverdachte 3] zegt: “psss deze agent, ziet voor me, hij zit daarbij die flat”. De onbekende persoon zegt: “maar wij gaan niet naar buiten”.
Verbalisant merkt op dat over de aanwezigheid van politie ‘ibahesh’, letterlijk insecten’ wordt gesproken. ook wordt gesproken over een motoragent, een Golf, een Seat Leon en een Touran. Dit zijn inmiddels voor de groep bekende onopvallende voertuigen van de politie.
Om 19:01 uur zegt [medeverdachte 4] in een gesprek met [medeverdachte 2] dat hij “wel echt die ding moet hebben”. [medeverdachte 2] zegt dat het is gemaakt en vraagt of [medeverdachte 4] naar “leuke dingetjes” wil kijken. [medeverdachte 4] zegt dat hij wel alleen moet zijn.
Om 21:21 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] is thuis. [medeverdachte 2] zegt dat hij ook thuis is “het is kankerheet”. [medeverdachte 2] zegt dat er net een Touran Toevie was en dat het een Hollander met een zonnebril was. [medeverdachte 3] vraagt of die alleen was zonder motor. [medeverdachte 2] zegt dat er wel al de hele tijd, vanaf de ochtend, een motormuis is. Ze hebben het erover dat ze op zoek zijn.
Volgens de politie betekent ‘kankerheet’ dat het gevaarlijk om risicovol is om te doen. Met een Touran wordt een politieauto bedoeld.
6 juli 2016, tapgesprek [medeverdachte 2] , met anderen op pad [31]
Op 6 juli 2016 om 19:44 uur zegt [medeverdachte ZD13] tegen [medeverdachte 2] dat hij “iets” in de buurt bij “Turk” heeft. [medeverdachte 2] vraagt of er ook een “bunker” is (volgens politie schuilplaats/bergplaats/schuur).
Om 21:41 uur heeft [medeverdachte 2] contact met [naam] en wordt in versluierd taalgebruik waarschijnlijk gesproken over geschikte woningen. [naam] zegt dat het hem thuis “heet” is (vermoedelijk dat hij moeilijk weg kan vanwege zijn ouders) en dat er een “bunker” is waar “die ding” binnen kan.
8 juli 2016, tapgesprek, Torra plegen [32]
Op 8 juli 2016 om 17:58 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt: “gaan we regelen of niet”, waarop [medeverdachte 2] zegt: “ja we gaan regelen, tuurlijk gaan we regelen”. [medeverdachte 3] zegt vervolgens dat [medeverdachte 2] zich moet omkleden en naar buiten komen dan gaan ze “Torrad”.
Verbalisant merkt op dat Torra straattaal voor een inbraak of feit is.
9 juli 2016, tapgesprekken, woningen gevonden [33]
Op 9 juli 2016 om 02:48 uur belt [verdachte] [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] zegt dat hij in Zuid (volgens politie aanduiding voor Waddinxveen Zuid) rijdt. [verdachte] vraagt of er “bitches” zijn. [medeverdachte 4] zegt dat er ééntje is.
Verbalisant merkt op dat met ‘bitches’ vermoedelijk geschikte woningen wordt bedoeld.
Om 13:56 uur zegt Koen [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 4] dat hij “iets moois” bij zijn huis heeft; dat hij “een mooie osso” heeft.
Om 14:58 uur vraagt Koen [medeverdachte 4] of [medeverdachte 4] hem komt ophalen om “effe te kijken, gaan we naar bunker”.
9 juli 2016, tapgesprekken, zien veel geschikte woningen [34]
Op 9 juli 2016 om 17:40 uur vindt een gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] plaats. [medeverdachte 2] vraagt of er wat te doen is, waarop [medeverdachte 4] zegt “zeker weten”. [medeverdachte 4] vraagt of [medeverdachte 2] op de scooter kan komen. [medeverdachte 2] zegt dat hij net in Wax (Waddinxveen) was en dat hij daar twee motormuizen zag. [medeverdachte 4] zegt dat er Tourans enzo zijn.
Om 17:55 uur wordt [medeverdachte 4] door [verdachte] gebeld. [medeverdachte 4] zegt dat hij “iets goeds” heeft. Ze spreken om 10 uur in de avond af.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 4] kennelijk een goede woning heeft gevonden.
Om 19:25 uur belt [medeverdachte 3] met de telefoon van [verdachte] naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] zegt dat hij in de schuur met [verdachte] is. Ze hebben het over “regelen”. [medeverdachte 2] zegt “iets kleins”. [medeverdachte 3] zegt dat hij helemaal niets heeft geregeld; “niks ging open”. [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 3] “die ding”, “die sleutel” heeft gepakt. [medeverdachte 3] zegt dat hij daar snel weg ging en dat [medeverdachte 2] daar langs ging en hem zelf had kunnen pakken. [medeverdachte 2] zegt dat hij weer “insecten/politie” zag. Hij denkt niet dat ze hem gezien hebben. Ze waren er tot 5 uur in de ochtend. [medeverdachte 2] zegt dat die Hollander hem net belde en dat hij zei date r veel te doen was. Een onbekende man komt aan de lijn en zegt tegen [medeverdachte 2] jij ben de Hitman (volgends de politie de uitvoerder). De onbekende man zegt dat hij net twee motoragenten in Waddinxveen zag en ook een helikopter. [medeverdachte 3] vraagt zich af hoe ze nu geld moeten regelen. Later in het gesprek zegt [medeverdachte 3] dat hij “die gozer” in Hazerswoude gaat beroven. Vervolgens spreken ze over een kluis die vast zat in beton.
Verbalisant merkt op dat de gesprekken zeer waarschijnlijk aangeven dat men met verschillende personen vrijwel doorlopend contact heeft over vermoedelijk het vinden/het regelen van geschikte woningen waar kennelijk kan worden ingebroken. Verder over gereedschap en de politie.
12 juli 2016, sms-bericht over gereedschap [35]
[verdachte] stuurt een sms-bericht naar [medeverdachte 4] dat hij: “3 breekijzers en 4 plate schroevedraaiers en 1 mooker” heeft.
16 en 17 juli 2016, tapgesprek, gereedschap [36]
Op 16 juli 2016 om 20:50 uur belt [medeverdachte 4] naar een onbekend persoon en vraagt of [verdachte] “die lange nog” (volgens politie werktuig/gereedschap) heeft.
Op 17 juli 2016 om 00:54 uur vvraagt [verdachte] of [medeverdachte 4] solo (alleen) naar Noord (volgens politie aanduiding voor Waddinxveen Noord) wil komen en of hij die ‘vis’ (vermoedelijk breekwerktuig/breekijzer) wil meenemen.
17 juli 2016, tapgesprek, gereedschap/voorbereiding [37]
Een onbekende man belt op 17 juli 2016 om 04:47 uur naar [medeverdachte 4] en zegt dat hij woningen heeft waarvan de bewoners ‘Loesoe’ zijn (weg zijn/niet thuis zijn).
20 augustus 2016, tapgesprek, kluis pakken [38]
Eerder bleek dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aan het wachten waren op [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] die naar Boskoop zouden komen.
Op 20 augustus 2016 om 01:26 uur zegt [medeverdachte 2] tegen [medeverdachte 3] dat hij al de hele tijd aan het wachten en dat ze “niet eens wat gevonden” hebben.
Om 04:47 uur [medeverdachte 4] dat er bikers bij de passage zijn. Op de achtergrond bij [medeverdachte 4] zegt een onbekend persoon: “die Touran staat nog steeds stil bij de Shell”. [medeverdachte 2] zegt dat hij daar weg is en in Noord is. De onbekende zegt op de achtergrond bij [medeverdachte 4] : “kankerheet, er zijn bikers man.. kom maar terug”. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 4] naar Noord moet komen maar zegt dat [medeverdachte 2] grapjes maakt en “Ibahesh”. [medeverdachte 4] zegt dat hij nu niet naar buiten gaat en “doe gewoon dora” (aan de hand van eerdere processen-verbaal begrijpt de rechtbank dat dora een rondje lopen/zoeken betekent).
Om 16:58 uur zegt [medeverdachte 4] tegen een onbekend persoon dat hij “iets leuks” heeft vanavond en dat hij naar huis fietste en iemand zag inladen; iemand die “effe weg” ging.
Om 20:36 uur [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 4] dat hij in Boskoop is. [medeverdachte 4] vraagt: “zal ik even hier gaan kijken?”, waarop [medeverdachte 2] zegt: “kom maar hier kijken”. [medeverdachte 4] zegt dat hij komt maar eerst langs [medeverdachte 1] (rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] ) gaat omdat ze iets hadden gezien en nog even gaan kijken.
Om 22:02 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] vraagt wat ze gaan doen zonder die spullen. [medeverdachte 2] zegt dat ze iets gaan zoeken, waarop [medeverdachte 3] zegt: “we hebben die spullen nodig”. [medeverdachte 3] zegt dat hij ze hierheen moet brengen en zegt: “die is ook actie daarna hij gaat ze zelf gebruiken met [medeverdachte 1] dat weet ik omdat iets heeft gevonden (…). Dan ga ik nu dora lopen voor niks terwijl ik stokken we hebben stokken gozer”. [medeverdachte 2] zegt: “misschien wat anders toch”, waarop [medeverdachte 3] zegt: “zonder stokken valt er niet te bewegen”.
Verbalisant merkt op dat de bovenstaande gesprekken zeer vermoedelijk weergeven dat [medeverdachte 4] het te gevaarlijk vindt om in te breken omdat er bikers zijn, waarmee hij vermoedelijk politie op mountainbikes bedoelt. Het is kankerheet, waarmee waarschijnlijk wordt bedoeld dat het op straat gevaarlijk is, teveel risico/politie om gepakt te worden. [medeverdachte 4] heeft gezien dat bewoners aan het inladen waren, kennelijk om op vakantie te gaan dus niet thuis zijn.
31 augustus 2016, tapgesprek [39]
Op 31 augustus 2016 om 00:01 uur zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 2] : “we gaan gewoon brakkas (volgens politie straattaal voor inbreken) doen”.
3 september 2016, tapgesprekken, over huizen en gereedschap [40]
Op 3 september 2016 om 21:10 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 4] of hij “die shit” heeft. [medeverdachte 4] vraagt of hij “die colafles” bedoelt, waarop [medeverdachte 2] zegt: “ja en die kleine fantafles”. [medeverdachte 4] zegt dat hij alleen nog een fantafles en een colafles heeft en dat [medeverdachte 2] het mag hebben omdat [medeverdachte 4] vandaag niet gaat. [medeverdachte 1] komt aan de telefoon en zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij zal zeggen waar hij ze kan vinden, namelijk onder het bruggetje bij de kerk.
Om 21:15 uur zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 2] : “ik heb wat goeds voor jou”, “je komt toch naar Zuid” en “je komt toch naar Wax”. [medeverdachte 2] zegt: “ja zometeen ik ben nog even dorras aan het doen hier”. [medeverdachte 4] zegt dat hij “wat goeds” heeft maar er iet heen gaat omdat hij is opgeschreven.
Om 22:44 uur [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 2] dat hij in Zuid is met een andere groepering. [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 4] hem komt ophalen, maar [medeverdachte 4] gaat niets doen vanavond. [medeverdachte 2] vraagt wie hem gaat ophalen want “die plek is kanker ver”. [medeverdachte 4] zegt dat hij wel iets heeft en [medeverdachte 2] een fiets moet regelen om erheen te komen. Later zegt [medeverdachte 4] : “ik zeg tegen jou jij moet op de fiets hierheen komen dan kan je (nvt) … meenemen en dan laat is jou die osso zien”.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in verdekte termen, zoals colafles en kleine fantafles, zeer waarschijnlijk over inbrekersgereedschap spreken. Met ‘spullen’ worden vermoedelijk ook inbrekersgereedschappen bedoeld. Het is bij het onderzoeksteam bekend dat daders/verdachten in de buurt inbrekerswerktuigen verstoppen om zo bij een eventuele confrontatie met bijvoorbeeld de politie niet direct ‘gelinkt’ te worden aan de gepleegde inbraak.
In een ander gesprek legt [medeverdachte 4] [medeverdachte 2] kennelijk uit dat hij een geschikte woning heeft en laat zien. Als [medeverdachte 2] komt naar [medeverdachte 4] dan laat [medeverdachte 4] hem de Ossie (straattaal voor huis) zien.
15 september 2016, tapgesprek, woning met kluis [41]
Op 5 september 2016 om 21:38 uur heeft [medeverdachte 2] een gesprek met een onbekende man waarin de onbekende man vraagt of er veel vrouwen zijn. [medeverdachte 3] zegt: “Ook waar die kloesoe zit, je weet toch daar zitten een paar vrouwen”. De onbekende vraagt of ze gaan splitsen of dat hij alles alleen moet doen. [medeverdachte 3] zegt dat ze het netjes gaan bespreken.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 3] met een voor hem bekende man kennelijk over een geschikte woning waar een kluis (kloesoe) aanwezig is spreekt. In bedekte termen wordt kennelijk de werkwijze besproken. Z willen het netjes splitsen.
18 september 2016, tapgesprek, gereedschap in bosjes [42]
Op 18 september 2016 om 21:21 uur zegt [medeverdachte 4] in een gesprek met [naam] . Vervolgens komt [naam] aan de telefoon. [medeverdachte 4] zegt dat hij bij winkelcentrum de Dreef is. Hij zegt tegen [naam] dat hij alleen moet komen omdat hij niet met 4/5 man gaat. Over tien minuten/kwartier is [medeverdachte 4] daar. [naam] zegt tegen [medeverdachte 4] dat [medeverdachte 4] niet moet weggaan want hij heeft gereedschap in de bosjes gelegd.
Verbalisant merkt op dat het tapgesprek vermoedelijk gaat over inbrekersgereedschap dat in de bosjes is verstopt. Door het onderzoeksteam werd na dit gesprek een breekijzer in de bosjes bij de skatebaan in beslag genomen (bijlage 71).
21 september 2016, tapgesprekken, over goederen [43]
Op 21 september 2016 om 13:34 uur heeft [medeverdachte 1] een gesprek met [naam] waarin hij zegt dat hij niet naar Gouda kan omdat hij met [bijnamen medeverdachte 4] (vermoedelijk bijnaam [medeverdachte 4] ) twee leppies (volgens politie laptops) moet verkopen. [naam] zegt dat ze die niet moeten verkopen omdat hij ze in het café kan aansmeren. [medeverdachte 1] zegt dat die één een HP “echt een dikke is voor honderdtwintig euro. Honderdvijftig mee beginnen”. [medeverdachte 1] zegt dat die ander een beetje oud is.
Om 13:57 uur vindt een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] plaats waarin [medeverdachte 1] zegt: “kijk effe bij die dingen die twee”. [medeverdachte 4] zegt dat ze het vanavond doen. [medeverdachte 1] zegt “die ene is echt verrot eigenlijk mar die ken wel verkocht worden”. [medeverdachte 4] vraagt of het vijf is, waarna [medeverdachte 1] zegt: “die is i drie, i drie”. [medeverdachte 1] zegt dat in het bakje helemaal niks zit, niks is gotoe (straattaal voor Gouda).
Verbalisant merkt op dat het zeer vermoedelijk gaat over een laptop van HP met een i3 processor en een bakje met iets erin dat geen gotoe, goud, was. [medeverdachte 4] weet kennelijk over welke goederen [medeverdachte 1] het heeft. Opvallend is dat tussen 19 september 2016 om 10:00 uur en vermoedelijk 22 september om 21:30 uur een woninginbraak aan de Prinses Beatrixlaan 8 te Waddinxveen plaatsvond, waarbij onder meer een Laptop Hewlett Packard Probook 450 i3 en sieraden zijn weggenomen.
29 september 2016, tapgesprekken, vermoedelijke inbraak [44]
Op 29 september 2016 om 00:52 uur vinden gesprekken tussen [medeverdachte 4] en [naam] plaats. [medeverdachte 4] zegt dat hij in Zuid is en [naam] zegt dat hij in Noord is. [medeverdachte 4] zegt dat hij ook aan het zoeken is en dat hij echt iets moet hebben. [naam] heeft iets, waarmee hij al bezig is. [naam] zegt dat hij probeert een raampje in te tikken. [medeverdachte 4] zegt dat hij met [bijnamen medeverdachte 3] is en eraan komt. [naam] zegt: “deze man gaat dr echt uit kloe kloe”.
Om 01:26 uur zegt [naam] : “ik heb haar ontmaagd”. [medeverdachte 4] en [bijnamen medeverdachte 3] komen eraan en zijn bij de moskee bij de kerk bij die water in Noord. Ze spreken af bij de Boog.
Verbalisant merkt op dat met [bijnamen medeverdachte 3] vermoedelijk [medeverdachte 3] wordt bedoeld. [naam] heeft kennelijk iets in Waddinxveen Noord gevonden, zeer vermoedelijk een woning waar hij wil inbreken en hij is al bezig en probeert een raampje is te tikken. Vervolgens zegt hij dat hij haar al heeft ontmaagd, waarmee waarschijnlijk met haar waarschijnlijk een woning en met ontmaagd geopend bedoeld. Die nacht werd ingebroken op de Sparrengaarde 10 te Waddinxveen Noord nabij een kerk en moskee bij het water. Een getuige hoorde glasgerinkel en hoorde iemand wegrennen. De Boog is een gebouw in de directe buurt van de woning Sparrengaarde 10.
13 oktober 2016, tapgesprek, inbreken in grote winkel, plannen [45]
Op 13 oktober 2016 om 21:13 uur vindt een gesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] plaats. [medeverdachte 4] is in Zuid. [medeverdachte 3] vraagt of daar iets is te doen, waarop [medeverdachte 4] zegt: “Jaaa… ik ben nu net buiten ik ga ben nu aan het kijken”. [medeverdachte 3] vraagt wat de planning is en heeft het over die winkel, die grote. Die wil [medeverdachte 3] vandaag doen. [medeverdachte 3] zegt dat het die is die ze altijd al wilden doen bij de JOP (Jongeren Ontmoetings Plaats). [medeverdachte 3] zegt: “Het is die grote, die grote gozer hamsteren zeker man, wat praat je nou?”. [medeverdachte 3] vraagt naar de flightway en zegt “maar ik zeg onze vluchtroute kunnen we je weet toch?”. Vervolgens zegt hij dat je dan een paar doezend hebt en dat er ruimte in die schuur moet worden gemaakt. [medeverdachte 4] moet alleen de schuur klaar maken.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] kennelijk een te plegen inbraak/kraak in een winkel bij JOP bespreken. Ze bespreken de vlucht en de locatie waar ze na de vlucht de spullen kunnen verbergen, kennelijk de schuur van [medeverdachte 4] . De buit is kennelijk duizend (doezend) euro.
17 oktober 2016, tapgesprek, over planning inbraken/verkenning [46]
Op 17 oktober 2016 om 18:38 uur vindt een gesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] plaats. [medeverdachte 3] zegt dat er kankerveel mensen “mijek zijn”, terwijl [medeverdachte 4] denkt dat ze niet mijek zijn maar [medeverdachte 3] weet dat ze mijek zijn. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 4] niet goed meer kijkt zoals hij dat vroeger deed. [medeverdachte 4] zegt dat hij gisteravond met zijn vriendin was en tien keer is aangehouden. [medeverdachte 3] zegt “die ene waar die dikke Tesla staat in de straat” en “langs die weg kankerdikke osso”. Vervolgens zegt hij: “mensen mijek waren via achter bam en je was binnen”. [medeverdachte 4] zegt dat hij vanavond even gaat kijken. [medeverdachte 3] zegt dat vanavond te laat is en [medeverdachte 4] op de fiets moet komen. [medeverdachte 4] zegt dat hij gaat eten, waarop [medeverdachte 3] zegt: “gaan we samen fietsen gozer, als je geld wilt het ligt er gewoon er aan als je geld wilt moet je komen”. [medeverdachte 4] zegt dat hij komt, waarop [medeverdachte 3] zegt dat ze overal gaan fietsen door heel Wax en Bos. Later zegt [medeverdachte 4] dat hij niet naar Zuid komt. [medeverdachte 3] zegt: “Zoek gewoon fucking huis man”. Ook zegt hij: “ik heb hier materiaal alles zoek gewoon een kanker goeie dikke dikke kanker dik moet die zijn ook als is die moeilijk”. [medeverdachte 3] zegt dat hij zo naar Wax gaat “dora doen niemand zoekt verder niemand zoekt meer”.
26 oktober 2016, tapgesprek, op de vlucht voor de politie [47]
Op 26 oktober 2016 om 04:26 uur vindt een gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] plaats. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 2] was weggereden. [medeverdachte 3] zegt dat er nog een ibahesh is. Het is een motoragent. [medeverdachte 3] zegt tegen [medeverdachte 2] : “weet je wat je moet doen je moet je geld verstoppen tussen de bosjes gozer … (nvt) jij bent echt dom je moet hier wachten dan die mobila (fon) gelijk in de bunker van jou. [medeverdachte 3] zegt dat hij in de tuin staat en niemand ziet. [medeverdachte 2] zegt dat er nog een ibahesh is. [medeverdachte 3] zegt dat hij er geen auto’s zijn en dat hij een melding had en aan het surveilleren was.
Om 04:32 uur zegt [medeverdachte 2] dat hij over de Hefbrug Bos is. [medeverdachte 3] zegt dat hij niet daarheen moet gaan. [medeverdachte 2] vraagt welke kant die net op ging, waarop [medeverdachte 3] zegt dat het geen ibahesh maar gewoon een busje was met mensen die naar werk gingen.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 2] kennelijk op een scooter (mobila) zit en [medeverdachte 3] in een tuin verstopt. Ze zijn duidelijk op de vlucht voor de politie. Het gesprek gaat ook over geld verstoppen in bosjes.
29 oktober 2016, tapgesprek, inbreken [48]
Op 29 oktober 2016 om 14:50 uur vindt een gesprek tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] plaats. [medeverdachte 3] zegt dat het gisteren kankerheet was in Boskoop. [medeverdachte 4] zegt dat ze met hele teams buurtpreventie gaan lopen. Later in het gesprek zegt [medeverdachte 3] : “he luister wil je geld regelen moet je vanavond hier heen komen wholla ik heb hier nog een paar brakkas ga ik doen vandaag”. Vervolgens spreken ze af om elkaar om 8 uur te bellen en dat [medeverdachte 4] zijn fiets meeneemt.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 3] kennelijk vraagt of [medeverdachte 4] naar hem toe komt om geld te verdienen want hij heeft brakka’s, waarmee hij waarschijnlijk “een paar geschikte inbraken” bedoelt.
2 november 2016, tapgesprek, spreken af in Boskoop om op pad te gaan [49]
Op 2 november 2016 om 19:33 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] dat hij langs moet komen. [medeverdachte 4] zegt: “neem die visje mee fix nu”.
Om 19:56 uur zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 3] dat hij over 5 minuten de fiets van [naam] heeft. [medeverdachte 3] zegt dat hij aan het lopen is in de buurt. [medeverdachte 4] zegt dat ze er zo zijn.
Om 19:58 uur zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 1] : “niet naar de skatebaan komen daar zijn al die mensen kom naar Sniep parkeerplaats maar kom nu gozer”. [medeverdachte 1] zegt dat hij eraan komt.
Om 20:29 uur zegt [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 3] dat hij bij de flat is.
Verbalisant merkt op dat met Vis zeer waarschijnlijk een breekijzer wordt bedoeld en dat [medeverdachte 4] kennelijk dat [medeverdachte 1] de vis meeneemt. [medeverdachte 3] is aan het lopen waarmee vermoedelijk wordt bedoeld dat hij huizen aan het bekijken is die geschikt zijn voor inbraak.
2 november 2016, chatgesprek uit telefoon [medeverdachte 1] [50]
In het gesprek op 2 november 2016 zegt vermoedelijk [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 1] dat als ze een stok kunnen regelen ze vanavond gaan werken. [medeverdachte 1] zegt: “Kyk dan alsjeblieft vanavond paar”. [medeverdachte 4] zegt “en vis”, waarop [medeverdachte 1] zegt: “vis heb ik ook in de bunker. 2 stuks.”. [medeverdachte 1] zegt dat hij onderweg naar Wax is. Hij zegt dat hij morgen zijn eigen stok gaat halen en “vollop ehres doen”. Vervolgens zegt hij: “kk werken”, “Kga stelen elke dag”.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] zeer vermoedelijk chatten over woningen zoeken om in te breken als ze stok kunnen regelen. Stok en vis zijn woorden die veelal gebruikt worden voor inbrekerswerktuigen/gereedschap zoals breekijzers en schroevendraaiers.
7 november 2016, chatgesprek, huizen zoeken [51]
In een chatgesprek op 7 november 2016 zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] dat ze ossos moeten zoeken en dat hij nu een stok gaat regelen.
8 november 2016, chatgesprek, verkenning/voorbereiding [52]
Op 8 november 2016 zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 4] dat hij “dohos miyek net” zag en “post alles”. Hij zegt dat het vlakbij het gemeentehuis is. [medeverdachte 4] zegt: “Ga daar zo kijken dan snel als je stryder bent. Alleen die vis”. [medeverdachte 4] vraagt of het die straat bij [naam] is, waarop [medeverdachte 1] zegt: “Nee letterlyk die osso naast fix it” en “Hebben wel doekoe denk daar”. [medeverdachte 4] vraagt hoe [medeverdachte 1] dat wil doen; “tappe”, “traphouse”, waarop [medeverdachte 1] zegt: “Gaat lastig zit glas”.
Verbalisant merkt op dat zeer waarschijnlijk wordt bedoeld dat ze de voordeur in willen trappen maar dit kennelijk niet gaat omdat er glas zit. Daarnaast zijn vermoedelijk de bewoners weg (dohos miyek) en gaat het gesprek vermoedelijk over gereedschap (vis). Met ‘osso naast fix it’ wordt zeer waarschijnlijk bedoeld het huis letterlijk naast Fit-It, een winkel in Waddinxveen.
12 november 2016, tapgesprek over inbreken, voorbereiding [53]
Op 12 november 2016 om 04:40 uur vindt een gesprek tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] plaats. [medeverdachte 4] zegt dat het lekker weer is en hij handschoenen voor [medeverdachte 3] heeft. Later zegt hij: “Gaan we dan lopen met zijn tweeën als strijders als mannen”, waarop [medeverdachte 3] zegt: “nee dat gaan we niet doen jongen”. [medeverdachte 3] zegt dat hij al een paar dingen weet maar dat ze die vandaag niet gaan doen omdat het vandaag “heet” is. [medeverdachte 4] vraagt waarom [medeverdachte 3] zo chagrijnig is, [medeverdachte 3] zegt dat hij dat niet is maar gewoon geld op zak heeft.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 4] kennelijk naar buiten wil om te ‘lopen’, waarmee hij waarschijnlijk bedoelt om naar geschikte huizen te kijken waar ingebroken kan worden. [medeverdachte 4] heeft handschoenen voor [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt dat het heet is waarmee waarschijnlijk risicovol/te veel politie wordt bedoeld.
17 november 2016, tapgesprekken, over buit bij Swijnenburg die niet kan blijven staan [54]
Op 17 november 2016 om 22:51 uur vindt een tapgesprek tussen [medeverdachte 4] en [naam] plaats. [medeverdachte 4] zegt dat [bijnaam medeverdachte 1] (vermoedelijk [medeverdachte 1] ) om kwart over 11/half 12 bij hem is en dat ze dan gelijk die spullen komen halen, omdat het niet bij [naam] kan blijven staan.
Om 23:14 uur zegt [naam] tegen [medeverdachte 4] dat hij geen zin heeft om te wachten en [medeverdachte 4] het vanavond maar daar moet laten staan. [medeverdachte 4] zegt: “wie weet kennen we wel gelijk die leppie doen”.
Om 13:32 uur zegt [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 4] dat [naam] niet opneemt en dat [medeverdachte 3] “die ding” nu wil gaan verkopen. Een gozer gaat met hem mee om te laten zien hoe die eruit ziet.
Om 13:36 uur zegt [naam] tegen [medeverdachte 4] dat hij een probleem heeft omdat zijn vader is thuisgebleven.
Om 13:39 uur vraagt [medeverdachte 4] aan een onbekend persoon of hij iets wil doen, waarop de onbekende zegt: “Nee ik ga niks bewaren voor je”. [medeverdachte 4] zegt: “Effe drie uurtje man, drie uurtjes”, waarop de onbekende zegt: “Nee nee niks ervan”. [medeverdachte 4] zegt: “Jawel man [naam] zijn ma komt zo meteen je weet toch”. De onbekende zegt dat hij er niets mee te maken heeft en dat het niet zijn probleem is.
Verbalisant merkt op dat kennelijk een gestolen goed staat bij Swijnenburg ( [naam] ) en dat ze kennelijk ook een laptop willen verkopen. [medeverdachte 3] heeft een koper voor die ding (gestolen goed). [medeverdachte 4] probeert de goederen tijdelijk bij een ander onder te brengen.
17 november 2016, Chatgesprek (gestolen) goederen [55]
Op 17 november 2016 vindt een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] plaats waarin [medeverdachte 1] vraagt o [medeverdachte 4] die dingen heeft verkocht. [medeverdachte 4] zegt dat ze niet opnemen. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] : “Die kamper appt me opeens hy zgt heb je laptoppie daar” en “hij wilt kope”.
18 november 2016, Chatgesprek over TV [56]
Op 18 november 2016 zegt een onbekende tegen [medeverdachte 1] dat hij een foto van die lappie moet sturen. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat wilde doen maar dat het beter is dat hij hem vanmiddag ziet omdat hij ook nog een tv heeft. Het is een smart tv. [medeverdachte 1] zegt dat ze bij iemand in de schuur liggen.
20 november 2016, tapgesprek, mogelijk een woning [57]
Op 20 november 2016 om 03:58 uur zegt [medeverdachte 4] tegen een onbekend persoon dat hij iets belangrijks heeft te doen “65 plus”.
Om 03:46 uur stuurt [medeverdachte 4] een sms naar [medeverdachte 2] met de inhoud: “ewa ki bel nu ben met wagi. Fix vis gaan we iets gevaarlijks doen”.
Verbalisant merkt op dat [medeverdachte 4] het vermoedelijk heeft over een woning waar oudere mensen wonen. Vervolgens vraagt hij of [medeverdachte 2] een vis (inbrekersgereedschap/breekijzer) regelt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer BVH 2017002549-Z, zaaksdossier 1 van onderzoek Kotter, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Alphen aan den Rijn - Gouda, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 140).
2.Proces-verbaal van relaas, p. 2.
3.Proces-verbaal van relaas, p. 4.
4.Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. bijnamen, Algemeen Dossier p. 17-40.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL0600-2017342010-13, van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, met bijlagen (doorgenummerd p. 1-113).
6.Proces-verbaal van aangifte [aangever 1 ] , p. 30-31 met bijlage (Enschede).
7.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 35-36 (Enschede).
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 38-39 (Enschede).
9.Proces-verbaal herkenning, p. 42 (Enschede).
10.Proces-verbaal herkenning, p. 43 (Enschede).
11.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 45 (Enschede).
12.Proces-verbaal herkenning, p. 49 (Enschede).
13.Proces-verbaal van herkenning, p. 53 (Enschede).
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH7R016044, zaaksdossier 2 Kotter, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Waddinxveen/Zuidplas, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 120).
15.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2 ] , p. 8-9 met bijlage (ZD 2).
16.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 27-28 (ZD 2).
17.Proces-verbaal vergelijkend schoensporen onderzoek, p. 29-33 (ZD 2).
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44-45 (ZD 2).
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49-50 (ZD 2).
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51-52 (ZD 2).
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60-63 (ZD 2).
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62-63 (ZD 2).
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 84-85 (ZD 2).
24.Proces-verbaal van relaas, p. 99 (ZD 2).
25.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 2 ] , p. 101-102 (ZD 2).
26.Zie hiervoor bijlage 2 waarin enkele tapgesprekken uit zaaksdossier 1 zijn opgenomen.
27.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 9 en bijlagen 17, 18, 19 en 20 (ZD 1).
28.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 9 en bijlagen 21 en 22 (ZD 1).
29.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 10 en bijlagen 23 en 24 (ZD 1).
30.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 10 en bijlagen 25, 26 en 27 (ZD 1).
31.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 10-11 en bijlagen 28 en 29 (ZD 1).
32.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 11 en bijlage 31 (ZD 1).
33.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 11 en bijlagen 32, 33 en 34 (ZD 1).
34.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 12 en bijlagen 36, 37 en 38 (ZD 1).
35.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 12 en bijlage 39 (ZD 1).
36.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 12 en 13 en bijlagen 40 en 41 (ZD 1).
37.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 13 en bijlage 42 (ZD 1).
38.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 14 en bijlage 45, 46, 47, 48 en 49 (ZD 1).
39.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 16 en bijlage 55 (ZD 1).
40.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 1-17 en bijlagen 56, 57 en 58 (ZD 1).
41.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 21 en bijlage 69 (ZD 1).
42.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 22 en bijlagen 70 en 71 (ZD 1).
43.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 22-23 en bijlagen 72 en 73 (ZD 1).
44.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 26-27 en bijlagen 82 en 83 (ZD 1).
45.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 29-30 en bijlage 85 (ZD 1).
46.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 31-32, bijlage 86 (ZD 1).
47.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 33-34 en bijlagen 88 en 89 (ZD 1).
48.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 34 en bijlage 90 (ZD 1).
49.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 35-36 en bijlagen 91, 92, 93 en 94 (ZD 1).
50.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 36 en bijlage 95 (ZD 1).
51.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 39 en bijlage 104 (ZD 1).
52.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 39-40 en bijlage 105 (ZD 1).
53.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 41-42 en bijlage 112 (ZD 1).
54.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 42-43 en bijlagen 114, 115, 116, 117 en 118 (ZD 1).
55.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 43 en bijlage 119 (ZD 1).
56.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 43 en bijlage 120 (ZD 1).
57.Proces-verbaal van relaas csv Kotter, p. 44 en bijlagen 122 en 123 (ZD 1).