In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie betreffende de registratie van een auto afkomstig uit Zweden. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven, had bezwaar gemaakt tegen de voldoening van de belasting op personenauto's en motorrijwielen (Bpm) die zij op 6 december 2017 had gedaan. Eiseres stelde dat de aangifte onjuist was gedaan op basis van een X-ray koerslijst en dat de auto, een ex-rental, in waarde verminderd was, wat zou moeten leiden tot een teruggaaf van belasting.
De rechtbank oordeelde dat het zijn van een ex-rental een concreet aanwijsbaar onderscheidend kenmerk is van een auto, waardoor deze niet in concurrentieverhouding staat tot niet-ex-rental voertuigen. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat de auto een ex-rental was en dat er geen grond was voor een teruggaaf van belasting. De rechtbank stelde verder vast dat de renteschade die eiseres had geleden niet voortvloeide uit de hoogte van de belasting, maar uit het moment van betaling. Eiseres diende zich voor eventuele schadevergoeding tot de civiele rechter te wenden.
Daarnaast werd opgemerkt dat indien de hoogte van het griffierecht een belemmering vormde voor het instellen van beroep, eiseres een verzoek om matiging of vrijstelling had kunnen indienen, wat zij niet had gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.