ECLI:NL:RBDHA:2018:13255
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van artikel 1(F) Vluchtelingenverdrag met inreisverbod voor ernstige misdrijven
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 september 2018, is de asielaanvraag van eiser, een Libanese man, afgewezen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag als kennelijk ongegrond bestempeld op basis van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag, dat betrekking heeft op personen die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige misdrijven. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat hij betrokken zou zijn geweest bij Hezbollah en oorlogsmisdaden zou hebben gefaciliteerd. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende kennis had van de misdrijven die door Hezbollah werden gepleegd, waaronder het gebruik van menselijke schilden. Eiser had verklaard dat hij van 1996 tot 2009 voor Hezbollah had gewerkt en dat hij tijdens een conflict in 2006 betrokken was bij activiteiten die als oorlogsmisdrijven konden worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser een actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormde, en dat het inreisverbod voor tien jaar gerechtvaardigd was. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat hij bij terugkeer naar Libanon een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.