Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
- a)
- b)
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, een Albanese nationaliteit, vorderde dat de Staat der Nederlanden hem niet zou uitleveren aan Albanië. De eiser was in Albanië bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden voor moord en wapenbezit. Hij vreesde voor bloedwraak vanwege de moord op het slachtoffer, de heer [A]. De Minister van Justitie had eerder besloten tot uitlevering, ondanks de vrees van de eiser voor schending van zijn mensenrechten, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrees van de eiser voor bloedwraak onvoldoende was onderbouwd en dat de Minister zich zelfstandig een oordeel had mogen vormen over de risico's van uitlevering. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de eiser af, waaronder het verzoek om de Staat te verbieden hem uit te leveren zonder nadere garanties van de Albanese autoriteiten. De rechter concludeerde dat de Minister op basis van de beschikbare informatie had kunnen besluiten tot uitlevering, en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de rechten van de eiser in Albanië niet gewaarborgd zouden zijn. De eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding.