Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.KONINKLIJKE PHILIPS N.V., te Eindhoven,
PHILIPS CONSUMER LIFESTYLE B.V., te Eindhoven,
1.de rechtspersoon naar vreemd recht LIDL NEDERLAND GMBH,
LIDL STIFTUNG & CO KG,
KOMPERNAß HANDELS GMBH,
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 oktober 2016;
- de akte overlegging producties 1 t/m 26 van Philips;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 13 van Lidl;
- de conclusie van repliek met producties 27 t/m 34 van Philips;
- de conclusie van dupliek met productie 14 van Lidl;
- de akte vermindering c.q. wijziging van eis en overlegging aanvullende producties 35 t/m 45 van Philips;
- de akte overlegging aanvullende producties 46 t/m 56 van Philips;
- de akte verduidelijking eis en overlegging aanvullende producties 57 en 58 van Philips;
- de akte overlegging productie 15 van Lidl;
- het aanvullende proceskostenoverzicht, versie 21 maart 2018, van Lidl;
- de ter gelegenheid van het op 23 maart 2018 gehouden pleidooi door partijen overgelegde pleitnotities;
- de akte na pleidooi inzake bevoegdheid, subsidiair verzoek verwijzing, van Philips van 25 april 2018;
- de antwoordakte na pleidooi inzake bevoegdheid van Lidl van 23 mei 2018.
2.De feiten
3.Het geschil
De Rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van [invullen datum] beslist dat Lidl door het op de markt brengen van het Silvercrest scheerapparaat van het type SRR 3.7 C.4 inbreuk maakt op de [auteurs]rechten van Philips op haar SensoTouch 3D scheerapparaat.
4.De beoordeling
Bevoegdheid
bis-Vo [2] (internationaal) en artikel 110 Rv [3] (relatief) bevoegd om van de vorderingen tegen Lidl Nederland kennis te nemen, nu Lidl Nederland in de procedure is verschenen en die bevoegdheid niet heeft betwist.
bis-Vo. De rechtbank dient derhalve te beoordelen of haar bevoegdheid op een andere grondslag kan worden gebaseerd.
bis-Vo. Volgens Philips heeft Lidl Stiftung woonplaats in Nederland als bedoeld in dat artikel, omdat zij is geregistreerd in het Nederlandse Handelsregister en blijkens deze registratie in Nederland een vestiging heeft te Breda (Hazeldonk) vanuit waar zij voor deze zaak relevante expeditie- en cargadoorsdiensten verricht. Lidl heeft betwist dat Lidl Stiftung woonplaats heeft in Nederland.
bis-Vo hebben voor de toepassing van deze verordening vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van (a) hun statutaire zetel, (b) hun hoofdbestuur, of (c) hun hoofdvestiging. Ten aanzien van Lidl Stiftung geldt dat haar statutaire zetel en hoofdbestuur zich in Duitsland (Neckarsulm) bevinden. Van de vestiging te Breda waarop Philips doelt, kan niet gezegd worden dat dit het centrum van de bedrijfsactiviteiten van Lidl Stiftung betreft. Immers, Philips heeft niet weersproken dat Lidl Stiftung geen werknemers heeft in Breda en dat in het Handelsregister het Nederlandse Breda is vermeld als vestigingsadres uitsluitend om fiscale redenen. Deze plaats is derhalve niet als hoofdvestiging van Lidl Stiftung aan te merken. De rechtbank kan, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, ten aanzien van Lidl Stiftung derhalve geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 4 lid 1 Brussel I
bis-Vo.
bis-Vo, nu het schadebrengende feit, de verhandeling van de Silvercrest waar alle gedaagden bij zijn betrokken, zich mede voordoet of heeft voorgedaan in Nederland. Naast het in Nederland op de markt brengen gaat het om de promotie en het aanbod door Lidl op o.a. de Lidl websites en de import, distributie, het aanbod en de verdere verhandeling in de EU, althans de dreiging daartoe, aldus Philips.
bis-Vo zich in Nederland heeft voorgedaan.
bis-Vo. Op grond van dit artikel kan een persoon die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats heeft, indien er meer dan één verweerder is, ook worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van één hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Volgens Philips is daarvan sprake en brengt de bevoegdheid ten aanzien van Lidl Nederland mee dat deze rechtbank ook bevoegd is ten aanzien van de twee andere gedaagden.
bis-Vo neergelegde beginselbevoegdheid van de rechter van de woonplaats van de verweerder, moet eng worden uitgelegd. Die uitleg mag zich enkel uitstrekken tot de in die verordening uitdrukkelijk bedoelde gevallen. [5] Anders dan artikel 4 lid 1, wijst de bijzondere bevoegdheidsgrond van artikel 8 lid 1 Brussel I
bis-Vo niet de
gerechten van de lidstaatwaar de gedaagde woonplaats heeft als bevoegde rechter aan, maar een specifiek gerecht, te weten
het gerecht van de woonplaatsvan de medeverweerder. Mede gelet op de hiervoor genoemde enge uitleg, moet worden aangenomen dat het hierbij gaat om het gerecht in het arrondissement waar de medeverweerder woonplaats heeft. [6] Evenals bij artikel 4 lid 1 Brussel I
bis-Vo dient voor de toepassing van artikel 8 lid 1 Brussel I
bis-Vo de woonplaats van een rechtspersoon te worden vastgesteld overeenkomstig het autonome woonplaatsbegrip van artikel 63 lid 1 Brussel I
bis-Vo dat, zoals hiervoor sub 4.5 is overwogen bepaalt dat het gaat om de plaats van statutaire zetel, hoofdbestuur, of hoofdvestiging. Anders dan Philips heeft gesteld, dienen internrechtelijke bepalingen van lidstaten, zoals de artikelen 99 en 110 Rv en de artikelen 1:10 en 1:14 BW [7] , derhalve buiten toepassing te blijven.
bis-Vo. Geen van die filialen kan immers worden aangemerkt als het centrum van haar bedrijfsactiviteiten. Tussen partijen is in wezen ook niet in geschil dat dat in Huizen is gesitueerd. Uit het voorgaande volgt dat Lidl Nederland geen woonplaats heeft in het arrondissement Den Haag in de zin van 63 lid 1 Brussel I
bis-Vo, zodat deze rechtbank reeds om die reden niet op grond van artikel 8 lid 1 Brussel I
bis-Vo bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen haar medegedaagden Lidl Stiftung en Kompernaß. Dat
Lidl Nederlandzich in de tegen haar ingestelde procedure niet heeft beroepen op (relatieve) onbevoegdheid van deze rechtbank, maakt dat, gelet op de betwisting van de bevoegdheid van deze rechtbank door haar medegedaagden Lidl Stiftung en Kompernaß en de hierboven genoemde enge en autonome uitleg van de artikelen 8 lid 1 en 63 lid 1 Brussel I
bis-Vo, niet anders. Een gedaagde mag wat betreft de vraag of hij voor een vreemde rechter kan worden gedaagd, niet afhankelijk zijn van het verweer dat een andere gedaagde, en niet hijzelf, voert.
2 lid 3 Aw geschiedt overdracht van auteursrecht door levering middels een daartoe bestemde akte. Nu voor een geldige (onderhandse) akte in elk geval vereist is dat deze is ondertekend door de vervreemder, in dit geval Philips International, is de “Deed of Assignment” niet als een geldige levering van de auteursrechten op de Arcitec aan te merken. Voor zover Philips stelt dat [de ontwerper] , bij wiens naam wel een handtekening is geplaatst, de auteursrechten op de Arcitec heeft overgedragen aan Koninklijke Philips, stuit dit af op artikel 7 Aw. Zoals hiervoor is overwogen, is op grond van dat artikel immers niet [de ontwerper] zelf, maar zijn werkgever Philips International aan te merken als auteursrechthebbende. Dat Philips International en [de ontwerper] anders zouden zijn overeengekomen, is gesteld noch gebleken.
- de contouren van het handvat vanaf de voor- en zijkant bezien, naar beneden taps toelopend;
- de herhaalde v-vorm aan de voorzijde van het handvat, waarbij de onderste v-vorm vrij ver naar onderen doorloopt;
- aan de zijkant bezien een rechte, vanaf de onderkant verticaal opgaande lijn in het midden van het handvat, die pas kort onder de scheerkophouder schuin naar boven weg- en doorloopt;
- meer volume aan de achterzijde dan aan de voorzijde van het handvat, hetgeen wordt geaccentueerd door de afwisseling in (de kleur en structuur van) het materiaal van het handvat;
- het smalle verbindingsstuk tussen het handvat en de scheerkophouder;
- drie afzonderlijk roterende en beweegbare scheerkoppen, waarbij deze drie scheerkoppen tezamen een klaverbladvormige scheerkophouder vormen.
- het iets langere handvat;
- de onderste v die dieper naar onderen doorloopt;
- de bovenste v-vorm die dieper naar onderen doorloopt, waarbij de aan/uitknop in deze v is verwerkt;
- de inkeping in het handvat aan de achterzijde;
- het gladde, glanzende materiaal aan de zijkanten van het handvat in plaats van een gevlochten structuur;
- de ribbels aan de zij- en achterkant van het handvat, in plaats van glad materiaal;
- de metaalkleurige elementen die hoogglanzend zijn in plaats van mat;
- de scheerkophouder die een meer naar voren gerichte stand heeft, welk onderdeel deels technisch bepaald is;
- de scheerkophouder die uit drie in plaats van twee lagen afwisselend zwart en metaalkleurig materiaal bestaat.
€ 40.000,- toewijsbaar is. Uit de stellingen van Philips ten aanzien van de proceskosten begrijpt de rechtbank dat zij meent dat 60% van de gemaakte kosten dient te worden toegerekend aan de auteursrechtelijke vorderingen en dat zij evenals Lidl meent dat de zaak dient te worden aangemerkt als een complexe zaak. Philips heeft de omvang van de door Lidl gevorderde proceskosten niet betwist.
€ 977,40 worden toegewezen. De toe te wijzen proceskosten bedragen daarmee, inclusief het door Lidl betaalde griffierecht van € 619,-, € 41.596,40. De gevorderde hoofdelijke veroordeling in de proceskosten zal worden toegewezen.