ECLI:NL:RBDHA:2018:10696
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de hoogte van het militair invaliditeitspensioen en de toepassing van het PTSS protocol
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die in dienst was bij de minister van Defensie, en de minister zelf. De eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister om zijn militair invaliditeitspensioen (mip) te berekenen op basis van een invaliditeitspercentage van 21%. Dit percentage was vastgesteld op basis van het PTSS protocol, dat door de minister werd gehanteerd. De eiser betwistte de toepassing van dit protocol en stelde dat het niet als grondslag kon dienen voor de vaststelling van zijn invaliditeit, onder verwijzing naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en een brief van de minister van Defensie.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij de eiser zijn bezwaren tegen de besluiten van de minister naar voren bracht. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de stelling dat het PTSS protocol niet adequaat was getoetst door relevante instanties, zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeerde dat de minister de juiste beoordelingsmethodiek had toegepast en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geldigheid van het PTSS protocol. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was en dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige toetsing van de methoden die worden gebruikt voor het vaststellen van invaliditeit, maar bevestigt ook dat de bestaande methodieken, zoals het PTSS protocol, voldoende waarborgen bieden om als basis voor besluiten te dienen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.