ECLI:NL:CRVB:2017:1788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van invaliditeit van een militair met betrekking tot een invaliditeitspensioen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van de mate van invaliditeit van een appellante, die als militair in 1999 naar Kosovo was uitgezonden. Appellante had in 2007 een militair invaliditeitspensioen aangevraagd, dat aanvankelijk was vastgesteld op 40%. Na een herbeoordeling in 2010, waarbij de verzekeringsarts M. Levy betrokken was, werd dit percentage verlaagd naar 10%. Appellante ging hiertegen in bezwaar, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Den Haag op 2 maart 2015, die het bezwaar gegrond verklaarde en de mate van invaliditeit op 11% vaststelde. De minister van Defensie ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister de herbeoordelingsrapportage, die was gebaseerd op een zorgvuldig medisch onderzoek, ten grondslag kon leggen aan zijn besluitvorming. De Raad oordeelde dat de minister terecht had geweigerd een contra-expertise te laten uitvoeren, omdat appellante niet had voldaan aan het verzoek om de beperkingen te laten duiden op basis van de nieuwe schattingsmethodiek. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister de nieuwe schattingsmethodiek van het PTSS Protocol correct had toegepast. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de motivering van de rechtbank en dat het hoger beroep van de minister niet slaagde.