Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2017 in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] .
Eiser voert aan dat hij op 27 juli 2017 onrechtmatig is staande gehouden op grond van artikel 50, eerste lid, Vw, omdat geen sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Verweerder was immers ervan op de hoogte dat hij in Denemarken een asielaanvraag heeft ingediend. Eiser werd op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (PB 2013, L 180; hierna: de Dublinverordening) door de Deense autoriteiten overgedragen aan Nederland. Verweerder was daardoor bij aankomst van eiser in Nederland op de hoogte van zijn asielwens. Eiser had daarom bij aankomst in Nederland rechtmatig verblijf.
Uit de onrechtmatige staandehouding vloeit volgens eiser voort dat de daaropvolgende overbrenging en ophouding voor verhoor en vervolgens zijn inbewaringstelling eveneens onrechtmatig zijn.
Uit voormeld proces-verbaal blijkt voorts dat eiser vervolgens op grond van artikel 50, tweede en derde lid, Vw is overgebracht naar een plaats bestemd voor gehoor, namelijk de Afdeling VI&A KMAR SPL BVZ G-04 te Schiphol, waar hij om 10.15 uur is aangekomen en waar hij vervolgens werd opgehouden, omdat zijn identiteit onmiddellijk kon worden vastgesteld en bleek dat hij geen rechtmatig verblijf had.
Uit het proces-verbaal van gehoor van de KMar van diezelfde dag blijkt dat hij om 14.30 uur is gehoord over het voornemen om aan hem een maatregel van vreemdelingenbewaring op te leggen. Uit datzelfde proces-verbaal blijkt dat vervolgens om 15.30 uur de maatregel van bewaring aan hem is opgelegd.
De beroepsgrond slaagt niet.
Hij heeft zich daartoe op het standpunt gesteld dat de grond dat eiser zich enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken, geen feitelijke grondslag heeft.
De grond dat eiser geen gevolg heeft gegeven aan een eerdere kennisgeving waaruit de plicht blijkt Nederland te verlaten, is volgens hem onjuist. In het besluit van 20 september 2016 waarbij zijn eerdere asielaanvraag is afgewezen, is hem opgedragen Nederland te verlaten. Aan die verplichting heeft hij voldaan door naar Denemarken te vertrekken. Van hem kan niet worden verwacht ervan op de hoogte te zijn dat een terugkeerbesluit de verplichting omvat om de Europese Unie te verlaten.
De toelichting die verweerder in het bestreden besluit heeft gegeven op de lichte gronden dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan is te algemeen en niet toegespitst op het gedrag van eiser. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend waarop verweerder nog niet heeft beslist, dus hij heeft er geen belang bij zich aan het toezicht te onttrekken. Dat zou er immers toe kunnen leiden dat verweerder zijn aanvraag buiten behandeling stelt.
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
en als lichte gronden, als bedoeld in artikel 5.1b, vierde lid, Vb vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Ter toelichting op de grond dat eiser niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, heeft verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het feit dat eiser niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, het onwaarschijnlijk maakt dat hij zijn uitreis zal kunnen bekostigen, zodat hij niet uit eigen beweging zal vertrekken.
Hoewel eiser deze twee lichte gronden feitelijk niet heeft weersproken en deze daarom op zichzelf terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, voert hij terecht aan dat de toelichting van verweerder waarom uit die gronden volgt dat een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken, te algemeen van aard is en daarom onvoldoende om aan te nemen dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft erop gewezen dat hij asielzoeker is en gesteld dat hij zich niet aan het toezicht zal onttrekken omdat hij in afwachting is van een beslissing op zijn asielaanvraag. Daarbij komt dat de toelichting van verweerder ziet op de medewerking aan vertrek of uitzetting, hetgeen niet aan de orde is zolang niet op de asielaanvraag van eiser is beslist, en niet zozeer op een risico dat eiser zich gedurende de behandeling van zijn asielaanvraag aan het toezicht zal onttrekken.
Zoals volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 25 april 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW4359) en 20 september 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX8721) zijn de gronden dat een vreemdeling niet over een vaste woon- of verblijfplaats en voldoende middelen van bestaan beschikt, niet van dien aard dat hieruit op zichzelf dan wel in samenhang bezien reeds volgt dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. Een nadere op de persoon van de vreemdeling betrekking hebbende toelichting is dan ook vereist. Dit geldt te meer, zoals in het geval eiser, een vreemdeling asielzoeker is en de aan de maatregel ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden in zijn algemeenheid voor veel asielzoekers zullen gelden, aangezien verweerder het beleid hanteert dat bewaring bij vreemdelingen die een asielaanvraag willen indienen of hebben ingediend zo beperkt mogelijk dient te geschieden.
Beslissing
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van vandaag