ECLI:NL:RBDHA:2017:8273
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor zelfstandige en oplegging inreisverbod aan Turkse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse vreemdeling en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het doel om als zelfstandige te werken. De aanvraag werd afgewezen omdat de vreemdeling niet voldeed aan de voorwaarden, waaronder het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en het niet overleggen van een volledig en met stukken onderbouwd ondernemingsplan. De staatssecretaris had ook een inreisverbod van twee jaar opgelegd, omdat de vreemdeling niet aan zijn terugkeerverplichting had voldaan. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en dat de vreemdeling niet had aangetoond dat hij met zijn onderneming een wezenlijk Nederlands belang diende. De rechtbank verklaarde de beroepen van de vreemdeling ongegrond en bevestigde de afwijzing van de verblijfsvergunning en het inreisverbod.