ECLI:NL:RBDHA:2017:8116
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde asielaanvraag van eiser met Iraakse nationaliteit in het kader van Dublin-overeenkomst met Bulgarije
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de herhaalde asielaanvraag van eiser, een Iraakse nationaliteit bezittende man. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag was niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn aanvraag op basis van de Dublin-verordening. Eiser heeft op 7 juni 2017 opnieuw een aanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij bij overdracht aan Bulgarije te maken zou krijgen met een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM, omdat hij vreest dat hij direct naar Irak zal worden uitgezet. Eiser verwees naar de situatie van een vriend die in een vergelijkbare situatie was teruggestuurd naar Irak.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die een inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag rechtvaardigden. De rechtbank heeft overwogen dat de eerdere afwijzingen van de asielaanvragen van eiser op juiste gronden zijn gedaan en dat de verwijzingen naar rapporten over de situatie in Bulgarije niet voldoende waren om aan te tonen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de omstandigheid dat eisers vader in Nederland verblijft, geen bijzondere individuele omstandigheid vormt die de behandeling van de asielaanvraag zou rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geconcludeerd dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie terecht heeft besloten om de asielaanvraag van eiser niet inhoudelijk te behandelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.