Uitspraak
Beschikking op het op 10 oktober 2016 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 30 november 2016 van de zijde van de IND;
- de brief d.d. 24 februari 2017, met bijlagen, van de zijde van de IND;
- de conclusie van de officier van justitie d.d. 22 maart 2017.
Verzoek en het standpunt van de IND en de officier van justitie
- Op 23 september 1993 heeft verzoeker een asielverzoek ingediend onder de naam [naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Algerije).
- Bij beschikking van 28 november 1996 is aan verzoeker onder die naam een vergunning tot verblijf zonder beperking verleend, geldig van 23 september 1996 tot 23 september 1997.
- Bij brief van 29 september 1998 heeft verzoeker in het kader van een nog in te dienen naturalisatieverzoek verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het overleggen van een geboorteakte. Hierbij heeft hij verklaard te zijn: [naam] , geboren te [geboorteplaats] te Algerije op [geboortedatum] . Bij brief van 22 oktober 1998 is hem die vrijstelling verleend.
- Op 28 oktober 1998 heeft verzoeker een naturalisatieverzoek ingediend onder de naam [andere naam dan hiervoor] , geboren op [geboortedatum] te [andere geboorteplaats dan hiervoor] (Algerije). Daarbij heeft verzoeker gevraagd om zijn persoonsgegevens te wijzigen naar de naam zoals opgegeven in het naturalisatieverzoek. Na het afleggen van een Verklaring onder Ede zijn de persoonsgegevens van verzoeker in de gemeentelijke basisadministratie (thans geheten: basisregistratie personen) gewijzigd in [andere naam dan hiervoor] , geboren op [geboortedatum] te [andere geboorteplaats dan hiervoor] (Algerije).
- Bij Koninklijk Besluit van 22 april 1999 is aan [andere naam dan hiervoor] geboren op [geboortedatum] te [andere geboorteplaats dan hiervoor] (Algerije), het Nederlanderschap verleend.
- Verzoeker is op [datum] te [plaats in Nederland] gehuwd met [moeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko.
- Uit dit huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
- Op 7 maart 2014 heeft verzoeker zich gewend tot de afdeling Burgerzaken van de gemeente Utrecht met het verzoek – onder overlegging van zijn originele Algerijnse geboorteakte en een origineel Algerijns paspoort – zijn persoonsgegevens te wijzigen in [nieuwe naam] geboren op [geboortedatum] te [andere geboorteplaats dan hiervoor] , Algerije.
- Na onderzoek van de identiteitsdocumenten uit Algerije zijn de persoonsgegevens van verzoeker bij de gemeente Utrecht op 1 april 2016 gewijzigd overeenkomstig zijn verzoek.
- Bij brieven van 18 februari 2015 en 7 januari 2016 heeft de IND aan verzoeker als zijn voorlopige standpunt medegedeeld dat met het Koninklijk Besluit d.d. 22 april 1999 niet het Nederlanderschap aan verzoeker is verleend, wegens het feit dat verzoeker bij de naturalisatieprocedure gebruik heeft gemaakt van een onjuiste identiteit. Verder stelt de IND dat de minderjarige kinderen van verzoeker daardoor evenmin het Nederlanderschap hebben verkregen.
- Verzoeker heeft op 18 februari 2016 tegen dit voorlopige standpunt van de IND een zienswijze ingediend en er heeft een hoorzitting plaatsgevonden op 17 mei 2016.
- Bij brief van 9 september 2016 heeft de IND als zijn definitieve standpunt aan verzoeker medegedeeld dat het Nederlanderschap niet bij Koninklijk Besluit van 22 april 1999 aan verzoeker is verleend en dat daardoor zijn minderjarige kinderen ook nooit de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen.
Beoordeling
waar de annotator – kort gezegd – betoogt dat de Hoge Raad zelf opmerkt dat de Rijkswet van 21 december 2000 een overgangsbepaling kent en dat deze overgangsbepaling niet anders kan betekenen dan dat ook alle eerdere naturalisaties voor intrekking in aanmerking komen als er fraude is gepleegd.Verzoeker stelt zich op het standpunt dat indien hij op of na 1 april 2003 was genaturaliseerd hij direct artikel 14 lid 1 RWN had kunnen inroepen en nu niet. Dit is in strijd met het gelijkheids- en rechtzekerheidsbeginsel, aldus verzoeker. Voorts stelt verzoeker dat het Europees recht in acht moet worden genomen omdat door het onthouden van de rechtskracht aan het naturalisatiebesluit verzoeker zijn unieburgerschap verliest.