Uitspraak
Beschikking op het op 26 april 2017 ingekomen bezwaarschrift van:
[de man] ,
Procedure
- het bezwaarschrift;
- het verweerschrift.
- de man, vergezeld van zijn advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de Centrale autoriteit.
Verzoek en verweer
- zijn bezwaar gegrond te verklaren;
- te bepalen dat de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek dient te verrichten met betrekking tot:
Feiten
- De man en [de moeder] (hierna ook te noemen: de moeder) hebben een affectieve relatie gehad tot juni 2011.
- Uit deze relatie is geboren:
- De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] uit.
- [voornaam minderjarige] woont sinds haar geboorte bij de moeder en is altijd door haar verzorgd en opgevoed.
- [voornaam minderjarige] is op [datum erkenning] 2012 erkend door de partner van de moeder, [partner] (hierna: [partner] ), met wie zij nadien is gehuwd.
- Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 18 september 2012 ( [zaaknummer 1] ) is naar aanleiding van een verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling voorlopig bepaald dat de man [voornaam minderjarige] zal ontmoeten bij het [omgangshuis] , waarbij tijdstippen, duur, aantal, frequentie en inhoud van de contacten worden bepaald door de medewerkers van het [omgangshuis] , na overleg met de ouders.
- Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2013 ( [zaaknummer 1] ) is aanvullend bepaald dat de moeder een dwangsom aan de man zal verbeuren van € 1.000,- voor elke keer dat zij voornoemde regeling niet nakomt, tot een maximum van € 10.000,-.
- Op 22 mei 2013 is een omgangscontract getekend met het [omgangshuis] , waarin is overeengekomen dat er tussen de man en [voornaam minderjarige] eens per twee weken op woensdag van 9.30 uur tot 11.30 uur begeleid omgangscontact zal zijn.
- Blijkens de brief van het [omgangshuis] van 19 september 2013 hebben van de acht geplande afspraken vijf begeleide contacten doorgang gevonden.
- Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 oktober 2013 ( [zaaknummer 2] ) is naar aanleiding van een op 27 december 2012 ingediend verzoek van de man de erkenning van [voornaam minderjarige] door [partner] vernietigd, is aan de man vervangende toestemming tot erkenning van [voornaam minderjarige] verleend en is de man in zijn verzoek tot gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige] niet-ontvankelijk verklaard.
- Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2013 ( [zaaknummer 3] ) is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld van [gecertificeerde instelling] tot 9 oktober 2014.
- Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 13 februari 2014 ( [zaaknummer 1] ) is bepaald dat de duur en de frequentie van de contactregeling door de gezinsvoogd in overleg met partijen wordt bepaald.
- Op 1 augustus 2014 is de moeder met [voornaam minderjarige] (en de overige leden van haar gezin) verhuisd naar België.
- Bij beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 22 juli 2015 ( [zaaknummer 4] en [zaaknummer 5] ) is de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 oktober 2013 ( [zaaknummer 2] ) vernietigd ten aanzien van de erkenning, zijn de inleidende verzoeken van de man tot vernietiging van de erkenning door [partner] en de vervangende toestemming voor erkenning door de man afgewezen en is de beschikking bekrachtigd voor zover de man niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek met betrekking tot het gezamenlijk gezag.
- Sinds de verhuizing van de moeder met [voornaam minderjarige] naar België heeft veelvuldig contact plaatsgevonden tussen de man en de Centrale autoriteit.
- Bij brief van 19 mei 2015 heeft de Centrale autoriteit de man, in antwoord op een brief van hem van 25 maart 2015, bericht dat er geen sprake is van internationale kinderontvoering in de zin van het Verdrag. De Centrale autoriteit heeft de man daarbij gewezen op de mogelijkheid van artikel 21 van het Verdrag betreffende het laten vaststellen van een internationale omgangsregeling.
- Bij brief van 15 juli 2015 heeft de Centrale autoriteit, in reactie op de brieven van de man van 2 juni 2015, aan de man verzocht een vernieuwd formulier ten behoeve van internationale omgangsverzoeken in te vullen en de nog ontbrekende stukken bij te voegen.
- Naar aanleiding van het verzoek van de man van 23 januari 2016 om op grond van het Verdrag en het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 informatie te verstrekken, omgang vast te stellen en de teruggeleiding in gang te zetten heeft de Centrale autoriteit hem bij brief van 18 februari 2016 laten weten alleen het verzoek strekkende tot een internationale omgangsregeling in behandeling te kunnen nemen.
- Het verzoek tot het laten vaststellen van een internationale omgangsregeling is op 25 maart 2016 door de Centrale autoriteit doorgeleid naar de Belgische Centrale autoriteit.
- Bij besluit van 31 maart 2017 heeft de Centrale autoriteit – naar aanleiding van het verzoek van de man om een beslissing in de vorm van een beschikking – op het verzoek tot teruggeleiding beslist dat zij dit verzoek niet in behandeling zal nemen, nu niet is gebleken van internationale kinderontvoering in de zin van artikel 3 van het Verdrag.
Beoordeling
[voornaam minderjarige] is zonder toestemming van de man en de rechter, gedurende een wettelijk vastgestelde omgangsregeling, door de moeder meegenomen naar België. De moeder noch [gecertificeerde instelling] heeft hiervoor (vervangende) toestemming gevraagd bij de rechter.
gezagsrechtoverbrengen of vasthouden van een kind – de Centrale autoriteit op goede gronden heeft geoordeeld het verzoek van de man niet in behandeling te nemen.