ECLI:NL:RBDHA:2017:16125
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en de vaststelling van staatloosheid in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van eiser om een asielvergunning is ingewilligd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.F. Wijngaarden, had verzocht om als staatloos te worden aangemerkt, terwijl verweerder, de minister van Veiligheid en Justitie, in de vergunning had opgenomen dat eisers nationaliteit onbekend was. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij de vaststelling van zijn staatloosheid, aangezien het doel van de asielprocedure, namelijk het verkrijgen van internationale bescherming, al was bereikt met de afgifte van de asielvergunning. De rechtbank benadrukte dat de registratie als staatloos geen extra rechten oplevert die direct kunnen worden uitgeoefend.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij verweerder op 17 mei 2017 de aanvraag van eiser had ingewilligd. Eiser had in beroep aangevoerd dat hij ten onrechte niet als staatloos was aangemerkt, en verwees naar eerdere uitspraken die procesbelang bij dergelijke zaken bevestigden. De rechtbank concludeerde echter dat de verwijzingen van eiser naar eerdere uitspraken niet opgingen in zijn situatie, omdat de vaststelling van staatloosheid geen zelfstandige toets binnen de asielprocedure is en de beoordeling daarvan door het college van burgemeester en wethouders plaatsvindt.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang was. De rechtbank wees erop dat de vaststelling van staatloosheid niet relevant was voor de asielprocedure, en dat de mogelijkheid van toekomstige naturalisatie te speculatief was om als procesbelang te worden aangemerkt. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.