ECLI:NL:RBDHA:2017:13287
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot onmiddellijke invrijheidstelling van eiser die vervangende hechtenis uitzit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, thans gedetineerd, vorderde om onmiddellijk vrijgelaten te worden. Eiser zit vervangende hechtenis uit naar aanleiding van een onherroepelijke veroordeling door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor mensenhandel en seksuele uitbuiting. Eiser heeft zijn gevangenisstraf uitgezeten, maar is nog steeds onderhevig aan vervangende hechtenis vanwege openstaande schadevergoedingen die aan hem zijn opgelegd. Eiser stelt dat hij niet in staat is om te betalen en dat de huidige wetgeving hem in een onredelijke positie plaatst, aangezien zijn betalingsonmacht niet door de strafrechter is meegewogen.
De Staat der Nederlanden, gedaagde in deze procedure, heeft verweer gevoerd en betoogd dat de huidige wetgeving geen ruimte biedt voor de toewijzing van de vordering van eiser. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de wetgeving vereist dat een onherroepelijke veroordeling ten uitvoer moet worden gelegd, ook als er sprake is van betalingsonmacht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen leemte in de wetgeving is die anticipatie op toekomstige wetgeving rechtvaardigt. De vordering van eiser is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de huidige wetgeving duidelijk is en dat de gevolgen van vervangende hechtenis niet in strijd zijn met de wet. Eiser is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de Staat, die zijn begroot op € 1.434,--. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017.