Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 juli 2016;
- de akte overlegging producties van Crystallex, met producties 1 tot en met 76;
- het overzicht beslagstukken van Crystallex, met beslagstukken (bijlagen 1 tot en met 55);
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid en verzoek tot opheffing conservatoire beslagen van PDVSA;
- de conclusie van antwoord in de incidenten van Crystallex;
- de akte overlegging producties van PDVSA, met producties 1 tot en met 3;
- het proces-verbaal van het pleidooi in incidenten gehouden op 8 juni 2017 en de daarin genoemde stukken, waaronder de pleitnota’s van partijen, met aangehecht de brief van de advocaat van Crystallex van 30 juni 2017.
2.De feiten
3.De hoofdzaak
4.Het geschil in de incidenten
5.De beoordeling in de incidenten
Een staat geniet ten aanzien van zichzelf en van zijn eigendommen immuniteit van de rechtsmacht van de rechters van een andere staat behoudens het bepaalde in dit Verdrag.”
acta iure imperii) en handelingen die de staat in het rechtsverkeer heeft verricht op voet van gelijkheid met particulieren (
acta iure gestionis). Alleen ter zake van
acta iure imperiiis een staat onttrokken aan de rechtsmacht van een andere staat.
acta iuri imperii.De onderhavige zaak, waarbij Venezuela geen partij is, heeft geen betrekking op het overheidshandelen dat heeft geleid tot veroordeling van Venezuela tot betaling van schadevergoeding aan Crystallex. Venezuela is ook geen partij in dit geding. Zoals hiervoor is overwogen, leidt de primair gestelde vereenzelviging tot een eigen verplichting van PDVSA tot betaling aan Crystallex, die het vermogen van PDVSA aantast. Onbesproken kan blijven of de primaire vordering hiermee binnen de reikwijdte valt van artikel 6 lid 2 VN-Verdrag waarop PDVSA zich beroept. De rechtbank licht dat als volgt toe.
acta iure imperiionttrokken is aan de rechtsmacht van een andere staat. De in de hoofdzaak primair gestelde vereenzelviging van PDVSA met Venezuela heeft geen betrekking op de uitoefening van een overheidstaak, noch bezien naar de aard van de handeling, noch bezien naar het doel daarvan. Dat het Crystallex met haar primaire vordering in de hoofdzaak uiteindelijk te doen is om verhaal van het ICSID-vonnis, waarin overheidshandelen van Venezuela is beoordeeld, betekent niet dat daarmee deze vordering eveneens ziet op
acte iure imperii.
daadwerkelijk optreden”in de zin van artikel 2, lid 1, aanhef en b onder iii) VN-Verdrag waarin is bepaald dat voor de toepassing van het VN-Verdrag onder ‘staat’ wordt verstaan (in de Nederlandse vertaling):
dispute settlement procedure of any kind” te starten in relatie tot de onteigening door Venezuela van de exploitatierechten.
forum necessitatis).
de deplorabele staat van de rechtsstaat en de rechterlijke macht in Venezuela”, waardoor haar vorderingen daar niet zouden worden behandeld en beslist door een rechter die werkelijk onafhankelijk en onpartijdig is. De gestelde afwezigheid van een behoorlijke rechtsgang vormt echter geen onmogelijkheid in de zin van artikel 9, aanhef en onder b Rv (absolute onmogelijkheid). Wel kan een dergelijke omstandigheid een ernstige bezwaarlijkheid opleveren die moet worden meegewogen in het kader van artikel 9, aanhef en onder c Rv in die zin dat het kan meebrengen dat het onaanvaardbaar is van een eiser te vergen dat hij de zaak aan het oordeel van de rechter van de desbetreffende staat onderwerpt.
forum necessitatis). Gezien de gebruikte bewoordingen (“onaanvaardbaar” en “vergen”), dient deze bepaling restrictief te worden uitgelegd. Dat blijkt ook uit de wetsgeschiedenis. Daarin wordt de rechter voorts gemaand tot het betrachten van grote terughoudendheid waar het gaat om het aanvaarden van voldoende binding met de Nederlandse rechtssfeer als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder c, Rv (zie TK 1999/2000, 26 855, nr. 3, p. 41 en 43).
through its subsidiaires produces and distributes petroleum products”. In de door Crystallex overgelegde jaarrekening staat dat Propernyn enig aandeelhouder is in PDV Europe B.V. (PDV) en Bonaire Petroleum Corporation N.V. (BPC). PDV houdt aandelen in vennootschappen die zich bezig houden met het produceren, raffineren en distribueren van olie. BPC beheert op het haventerrein van Bonaire een olieterminal die wordt gebruikt voor het opslaan, verwerken en distribueren van olie.
naastVenezuela een eigen verplichting heeft tot betaling van de vordering van Crystallex uit hoofde van het ICSID-vonnis. De subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen zijn gegrond op zelfstandig als onrechtmatig aan te merken gedragingen van PDVSA respectievelijk ongerechtvaardigde verrijking van PDVSA die bij toewijzing een zelfstandige verplichting tot betaling van schadevergoeding op PDVSA doen rusten.
“Indien de beslaglegger, na daartoe krachtens artikel 700 [Rv] verlof te hebben gekregen, in Nederland beslag heeft gelegd, zou dit beslag goede zin missen, wanneer naderhand zou blijken dat het niet mogelijk is om hier te lande in de hoofdzaak een executoriale titel tegen de beslagene te verkrijgen. Het onderhavige artikel gaat ervan uit dat enerzijds het een onwenselijke situatie is dat vermogensbestanddelen die zich in Nederland bevinden, aan iedere mogelijkheid van executie ten laste van de rechthebbende zouden zijn onttrokken, en dat anderzijds op de gewone bevoegdheidsregels zo min mogelijk inbreuk dient te worden gemaakt. Het lost de hier bedoelde moeilijkheid daarom aldus op dat, zo niet langs andere weg in Nederland een executoriale titel kan worden verkregen, de eis in de hoofdzaak kan worden ingesteld voor de rechtbank waarvan de president het verlof heeft verleend.”
in de hoofdzaakwordt aangehouden.
6.De beslissing
29 november 2017voor conclusie van antwoord;